BPM Auto’s

De CO2-uitstoot van de personenauto bepaalt de te betalen Belasting op Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm). Auto’s die meer CO2 uitstoten, moeten meer bpm betalen. Nieuwe auto’s worden gelukkig steeds milieuvriendelijker door technologische ontwikkelingen. Dit betekent echter dat er steeds minder bpm wordt betaald. Deze belastinginkomsten zijn wel belangrijk voor overheidsuitgaven. Daarom wordt de bpm-tabel aangepast voor 2022 t/m 2025. De tabel geldt voor 2022 voor auto’s die rijden op diesel of benzine. Voor emissievrije auto’s geldt een bpm-vrijstelling tot en met 2024.

Doel: ‘Autonome vergroening’ door milieuvriendelijkere auto’s

Doordat technologische ontwikkelingen steeds meer effect hebben op de CO2-uitstoot, worden nieuwe auto’s steeds milieuvriendelijker. Dit is autonome vergroening. Al sinds 2009 wordt de bpm aangepast om afname van belastinginkomsten door de autonome vergroening te corrigeren.

Voorstel kabinet: aanpassen bpm-tabel 2022 tot 2025

Voor de jaren 2022-2025 is de verwachte vergroening 2,3% per jaar. In de tabel staan de grenzen en tarieven die gelden per 1 januari 2022. Daarna veranderen de grenzen en tarieven tot 2025 ieder jaar ca. met 2,3%.

Bron:www.rijksoverheid.nl

Emissievrije Auto’s

De verkoop van emissievrije personenauto’s (EV’s) gaat beter dan verwacht. Maar de stimulering van EV’s kost de overheid hierdoor ook meer geld dan bij het Klimaatakkoord was afgesproken. Volgens deze afspraken zou het stimuleringsbeleid hierdoor eigenlijk per 2022 versoberd kunnen worden. Tegelijkertijd is de klimaatopgave urgent en is realisatie van de ambitie van 100% EV-nieuwverkoop in 2030 nog niet in zicht. Het kabinet blijft daarom ook in 2022 de verkoop van EV’s stimuleren. De stimulering richt zich daarbij meer op de particuliere markt.

Voorstel kabinet: blijven stimuleren van verkoop emissievrije auto’s in 2022

Om de verkoop van EV’s te blijven stimuleren stelt het kabinet het volgende voor:

Het bijtellingspercentage voor privégebruik van een zakelijke EV wordt afgebouwd zoals afgesproken in het Klimaatakkoord. In 2022 is de korting 6% en daarmee komt de bijtelling op 16% (normaal tarief is 22%).
De catalogusprijs waarover de korting op het bijtellingspercentage voor EV’s geldt, wordt verlaagd. In 2022 wordt dit € 35.000 en vanaf 2023 € 30.000.
Het budget voor de subsidieregeling voor emissievrije bestelauto’s en particuliere personenauto’s wordt verhoogd.

Bijtellingspercentage

Het algemene bijtellingspercentage is 22% over de cataloguswaarde van het voertuig. Voor EV’s geldt een korting. De in het Klimaatakkoord afgesproken jaarlijkse afbouw van de korting blijft in stand en wordt niet versneld afgebouwd.

Cataloguswaarde

De cataloguswaarde waarover de korting op de bijtelling voor EV’s toegepast mag worden, was in het Klimaatakkoord maximaal € 40.000 tot en met 2025. Deze zogenoemde cap in de bijtelling wordt nu vanaf 2022 wel in twee stappen verlaagd. Voor het resterende bedrag boven de cap geldt het normale bijtellingspercentage van 22%.

Zo worden goedkopere emissievrije auto’s aantrekkelijker voor de zakelijke markt. Dit sluit beter aan op de wensen van particuliere kopers, wanneer deze zakelijke auto’s na de leaseperiode tweedehands worden verkocht.

Extra subsidie

Tot slot worden de budgetten voor de subsidieregelingen voor emissievrije bestelauto’s (SEBA) en particuliere emissievrije personenauto’s (SEPP) verhoogd. Met deze (laatste) subsidie wordt ook de verkoop van tweedehands EV’s en private lease gestimuleerd. De precieze invulling van de hoogte van de subsidiebedragen zal het kabinet in de komende periode uitwerken.

Effecten verkoop EV’s en CO2-uitstoot

In het Klimaatakkoord werd de schatting gemaakt dat in de periode 2022-2025 circa 280.000 emissievrije auto’s verkocht zullen worden. Door het besluit het stimuleringsbeleid per saldo niet te versoberen, worden er tot en met 2025 naar verwachting nog zo’n 77.000 EV’s meer verkocht.

Dit leidt ten opzichte van het Klimaatakkoord naar verwachting tot een extra CO2-winst van cumulatief circa 0,5 Mton in de periode 2022-2025. In totaal zal de CO2-besparing van deze extra stimulering inclusief het Klimaatakkoord-pakket circa 6 Mton over de periode 2022-2030 zijn.

Bron:www.rijksoverheid.nl

Milieu-Investeringsaftrek (MIA)

 

Het kabinet stimuleert bedrijven om te investeren in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen met de Milieu-investeringsaftrek (MIA). Hiermee mogen bedrijven een percentage van de investeringskosten aftrekken van de fiscale winst. Zij hoeven dan minder inkomsten- en vennootschapsbelasting te betalen. Het kabinet verhoogt vanaf 1 januari 2022 de percentages, zodat bedrijven een hogere korting kunnen krijgen. Milieuvriendelijke investeringen worden daarmee aantrekkelijker.

Doel: bedrijven stimuleren om te investeren in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen

Milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen zijn vaak duurder dan het minder milieuvriendelijke alternatief. Denk bijvoorbeeld aan een matras die aan het einde van de levensduur gegarandeerd wordt teruggenomen en waarvan alle onderdelen worden hergebruikt of gerecycled tot grondstoffen. Het kabinet stimuleert bedrijven om te investeren in zulke bedrijfsmiddelen met de Milieu-investeringsaftrek (MIA).

Het kabinet past de regeling aan omdat uit onderzoek blijkt dat milieu-investeringen duurder zijn geworden en/of fors duurder zijn ten opzichte van minder milieuvriendelijke alternatieven. De hogere korting moet er voor zorgen dat er meer duurzame investeringen worden gedaan.

Voorstel kabinet: aanpassing steunpercentages MIA

De MIA kent nu drie percentages: 13,5%, 27% en 36%. Vanaf 1 januari 2022 worden deze steunpercentages hoger: 27%, 36% en 45%. Op de Milieulijst staat aangegeven welk percentage geldt voor ieder bedrijfsmiddel. RVO vernieuwt de Milieulijst aan het einde van ieder jaar. In combinatie met de Vamil (Willekeurige afschrijving milieu-investeringen) kan het netto belastingvoordeel voor bedrijven hiermee oplopen tot ruim 14% van het investeringsbedrag.

De innovatieve bedrijfsmiddelen waarvoor de MIA gaat gelden worden bij de Milieulijst 2022 bekend. Onder het hoogste steunpercentage zullen kwalificerende groene investeringen worden gebracht. Voorbeelden die in aanmerking zouden kunnen komen zijn onder andere: nieuwe en innovatieve grondstofbesparende productieapparatuur, productieapparatuur voor het voorkomen van ontstaan van CO2 en volledig circulaire kantoorgebouwen of woningen.

Bron: www.rijksoverheid.nl

Overdrachtsbelasting

 

Sinds 1 januari 2021 betalen starters onder de 35 jaar eenmalig geen overdrachtsbelasting (ovb) bij aankoop van hun woning. Kopers vanaf 35 jaar die de woning zelf gaan bewonen betalen 2%. Kopers die de woning niet zelf gaan bewonen betalen 8%. Het kabinet regelt dat kopers bij onvoorziene omstandigheden na de koop maar vóór de overdracht niet automatisch het algemene tarief (8%) betalen.

Doel: rekening houden met onvoorziene omstandigheden bij overdrachtsbelasting

Om de startersvrijstelling of het verlaagde tarief (2%) toe te passen, moeten kopers voldoen aan de voorwaarde dat zij de woning langdurig als hoofdverblijf gaan gebruiken. In sommige situaties lukt dat niet. Bijvoorbeeld als kopers scheiden, of als een van beiden komt te overlijden. De huidige regeling houdt rekening met deze onvoorziene omstandigheden na overdracht bij de notaris. De kopers hoeven dan niet het algemene tarief van 8% te betalen. De startersvrijstelling of het lage tarief blijft in stand.

Voorstel kabinet: bij bepalen overdrachtsbelasting rekening houden met onvoorziene omstandigheden voor overdracht bij de notaris

Vanaf 1 januari 2022 wordt ook rekening gehouden met onvoorziene omstandigheden die zich eerder voordoen. Scheiden de kopers vóór de overdracht bij de notaris, maar na het moment van ondertekening van het koopcontract? Of komt één van hen te overlijden? Ook dan kan de startersvrijstelling of het lage tarief gelden. De kopers hoeven niet alsnog het algemene tarief van 8% te betalen als zij voldoen aan de volgende drie voorwaarden:

De onvoorziene omstandigheid vindt plaats tussen het tekenen van het koopcontact en het moment van overdracht bij de notaris.

Door de onvoorziene omstandigheid kan de koper niet voldoen aan het hoofdverblijfcriterium (langere tijd in de woning wonen).
De koper legt een ‘verklaring overdrachtsbelasting onvoorziene omstandigheden’ af, waarin hij aangeeft dat hij (of de persoon van wie hij heeft geërfd) tussen de datum van ondertekening van het koopcontract en de datum van de onvoorziene omstandigheid het voornemen had de woning als hoofdverblijf te gebruiken. Ook verklaart hij dat de onvoorziene omstandigheid de reden is dat hij redelijkerwijs niet in staat is de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf te gaan gebruiken.

Stand van zaken wetsvoorstel

Dit voorstel is onderdeel van het Belastingplan 2022. Als de Eerste en Tweede Kamer dit voorstel goedkeuren, gaat het vanaf 1 januari 2022 in.

Bron: www.rijksoverheid.nl

Vergoeding Thuiswerkkosten

 

Door de coronacrisis werken veel mensen thuis. Veel werknemers en werkgevers willen afspraken maken om ook na de crisis (deels) thuis te blijven werken. Het kabinet introduceert daarvoor per 1 januari 2022 een onbelaste thuiswerkkostenvergoeding van maximaal € 2 per dag.

Doel: extra kosten voor werknemer door thuiswerken compenseren

Thuiswerken zorgt voor extra kosten voor de werknemer. Bijvoorbeeld voor:

  • water- en elektriciteitsverbruik;
  • verwarming;
  • koffie en thee;
  • toiletpapier.

Veel werkgevers hebben aangegeven hun werknemers een vergoeding te willen geven voor deze extra kosten. Dat blijkt ook uit het onderzoek van werkgeversvereniging AWVN onder 450 Nederlandse bedrijven. Hierin gaf 60% aan dat twee dagen per week thuiswerken de norm kan worden.

Voor het inrichten van een thuiswerkplek mag een werkgever al een onbelaste vergoeding geven. De kosten voor een bureaustoel, een computer of een telefoon, kan de werkgever via andere gerichte vrijstellingen van de werkkostenregeling vergoeden.

Voorstel kabinet: thuiswerkkostenvergoeding van maximaal € 2 per dag

Om werkgevers de mogelijkheid te bieden hun werknemers te vergoeden voor kosten door het thuiswerken, stelt het kabinet het volgende voor:

Het kabinet stelt de vergoeding na onderzoek door het Nibud vast op maximaal € 2 per thuisgewerkte dag of deel daarvan.
De werkgever hoeft geen loonheffing te betalen voor deze thuiswerkvergoeding.
Ook blijft een onbelaste reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer bestaan. Deze bedraagt maximaal € 0,19 per kilometer.
De werkgever kan per dag óf de thuiswerkkostenvergoeding, óf de reiskostenvergoeding geven.
De werknemer en werkgever kunnen vaste afspraken maken over het aantal dagen per week waarop de werknemer thuiswerkt. Op basis hiervan kan de werkgever een vaste vergoeding toekennen. Zo hoeft de werkgever niet per werkdag bij te houden welke vergoeding hij toekent. De vaste vergoeding hoeft niet te worden aangepast als incidenteel op een thuiswerkdag toch op kantoor wordt gewerkt, of andersom. Wanneer de werknemer structureel meer gaat thuiswerken of naar kantoor gaat, dan moet de vaste vergoeding worden aangepast.

Sommige werknemers zullen een deel van de dag thuiswerken en het andere deel op kantoor. Dan kiest de werkgever of hij voor die werkdag de onbelaste reiskostenvergoeding geeft, of de onbelaste thuiswerkkostenvergoeding. Beide kan niet.

Bron: www.rijksoverheid.nl

Aandelen optierechten

 

Werkgevers bieden medewerkers soms aandelenopties als loon aan in plaats van een regulier salaris. Start-ups en scale-ups doen dit bijvoorbeeld omdat deze jonge ondernemingen nog niet genoeg geld hebben om een passend salaris te betalen. Het kabinet wil werknemers de keuze geven wanneer belasting wordt geheven over de aandelenopties.

Doel: voorkomen dat start-ups of hun werknemers in geldproblemen komen als aandelenopties als loon worden verstrekt

Start-ups hebben minder financiële mogelijkheden om talentvolle medewerkers aan te nemen dan andere bedrijven. Hierdoor kunnen zij lastiger concurreren met deze bedrijven.

Bij aandelenoptierechten krijgen werknemers het recht om in een vooraf bepaalde periode een vooraf bepaald aantal aandelen te kopen tegen een vooraf vastgestelde prijs (uitoefenprijs). Werknemers moeten over de aandelenopties wel belasting betalen; het is namelijk een vorm van loon.

Er wordt nu belasting geheven als de werknemer de opties omzet in aandelen. Daarna heeft de werknemer als aandeelhouder voordelen. Bijvoorbeeld dividenduitkeringen en inspraak tijdens de aandeelhoudersvergadering.

Het nadeel van dit heffingsmoment is dat werknemers (en de werkgever) direct belasting betalen terwijl ze de aandelen niet altijd al mogen verkopen of voldoende geld hebben om de belasting te betalen.

Voorstel kabinet: werknemers kiezen wanneer zij belasting betalen

De werknemer kan vanaf 1 januari 2022 kiezen wanneer belasting wordt geheven:

De werknemer betaalt belasting op het moment waarop de aandelen verhandelbaar zijn en er daardoor wel geld beschikbaar is:
De werknemer betaalt belasting op het moment dat de opties worden omgezet in aandelen (zoals het was).
Aandelen zijn bijvoorbeeld verhandelbaar op het moment dat het bedrijf een beursgang maakt. Of wanneer een mogelijke contractbeperking afloopt, die werknemer en werkgever hebben afgesproken. De aandelen mogen dan worden verkocht of van eigenaar wisselen. Hiervoor geldt geen termijn waarbinnen de werknemer dit moet doen. Behalve als een bedrijf een beursgang maakt of al beursgenoteerd is. Dan mag de belastingheffing over de aandelen maximaal 5 jaar worden uitgesteld.

Gebruikelijk loon bij start-ups voor de directeur-grootaandeelhouder (dga)

Het kabinet heeft de (tijdelijke) regeling voor gebruikelijk loon voor start-ups verlengd tot 1 januari 2023. Het gebruikelijk loon voor de directeur-grootaandeelhouders mag de eerste 3 jaar worden vastgesteld op het wettelijk minimumloon. Zo kunnen dga’s loonkosten besparen terwijl ze hun bedrijf opzetten. De regeling zou per 2022 komen te vervallen als uit onderzoek blijkt dat de regeling niet effectief is. Het onderzoek is nog niet afgerond, daarom wordt de regeling verlengd.

Bron: www.rijksoverheid.nl

Inkomensafhankelijke Combinatiekorting (IACK)

 

Het kabinet stelt voor vanaf 1 januari 2022 de maximale IACK met € 318 per jaar te verlagen. De overheid heeft namelijk eerder besloten dat ouders per 2 augustus 2022, 9 weken van het ouderschapsverlof doorbetaald krijgen. De kosten hiervoor worden deels gecompenseerd met deze verlaging.

Bron: www.rijksoverheid.nl

Eigenwoningregeling

De eigenwoningregeling wordt op 3 onderdelen aangepast per 1 januari 2022. De regeling wordt rechtvaardiger door onbedoelde beperkingen op hypotheekrenteaftrek weg te nemen. Bijvoorbeeld voor mensen die samen met een partner een woning kopen en daarvoor zelf ook al een koopwoning hadden. Of voor mensen die een koopwoning hebben met een partner die komt te overlijden.

Doel: onbedoelde beperkingen op hypotheekrenteaftrek wegnemen bij eigenwoningregeling

In de huidige regeling kunnen er in sommige partnersituaties op 3 onderdelen rente-aftrekbeperkingen voorkomen. Daardoor kunnen eigenaren soms minder hypotheekrente aftrekken. Dit is het geval bij:

  • de eigenwoningreserve (EWR)
  • de aflossingsstand
  • de eigenwoningschuld

Voorstel kabinet: eigenwoningregeling wijzigen om beperking op hypotheekrenteaftrek te voorkomen.

1.    Bijleenregeling (eigenwoningreserve)

Een EWR ontstaat als iemand zijn of haar woning verkoopt met overwaarde. Deze reserve beperkt de hoogte van het bedrag waarvoor een eigenaar een nieuwe hypotheek mag afsluiten, waarvan de hypotheekrente aftrekbaar is.

A: bij huwelijksgemeenschap
Nu delen partners die getrouwd zijn automatisch naar rato van de huwelijksgemeenschap elkaars EWR. Dit betekent dat iedere partner meestal de helft van de EWR van de andere partner krijgt. Ook als de EWR ontstond bij verkoop van een woning waarvan één van de partners voor het huwelijk eigenaar was. De partner die dus nooit eigenaar is geweest, krijgt ook een deel van de EWR.

Vanaf 1 januari 2022 geldt dat alleen nog bij een huwelijk in algehele gemeenschap van goederen de EWR wordt verdeeld.
In alle andere huwelijkssituaties wordt de partner die geen eigenaar was van de vorige woning, niet vanwege de EWR van de andere partner beperkt in het aftrekken van hypotheekrente voor een volgende woning.

B: bij overlijden
Nu krijgt de langstlevende partner de EWR van de overleden partner. Dit beperkt de langstlevende partner in het bedrag waarover hij of zij bij een nieuwe hypotheek rente kan aftrekken.

Vanaf 1 januari 2022 verandert dit. De EWR van de overledene gaat niet meer over op de andere fiscale partner. De langstlevende partner wordt niet langer beperkt door de EWR van de overleden partner bij het aftrekken van hypotheekrente.

C: bij aankoop woning door samenwoners of gehuwden
Nu: als één of beide partners een EWR heeft, beperkt dit de maximaal toegestane eigenwoningschuld (EWS) per partner voor de woning die ze gezamenlijk kopen. Dit kan betekenen dat als de partners gezamenlijk wel voldoende eigen geld hebben gebruikt voor aankoop van de woning, ze per partner toch niet alle rente over de nieuwe hypotheek in aftrek kunnen brengen. Ook als deze gezamenlijke schuld niet hoger is dan de maximale EWS van de partners samen.

Vanaf 1 januari 2022 geldt dat als partners waarbij geen sprake is van een huwelijk in algehele gemeenschap van goederen (zie onderdeel a) samen voldoende rekening houden met de EWR van een of beide partners, zij toch voor het volledige bedrag van de EWS renteaftrek krijgen. De partners hebben dan gezamenlijk voldoende eigen geld gebruikt voor aankoop van de woning en de gezamenlijke schuld is niet hoger dan de maximale EWS van de partners samen. Zie rekenvoorbeeld.

2.    Aflossingsstand

Bij het afsluiten van een hypotheek maken huiseigenaren afspraken met de bank. Bijvoorbeeld over de hoogte van het maandelijks af te lossen bedrag en de aflostermijn. Om renteaftrek te krijgen moet aflossen in maximaal 360 maanden (30 jaar). Bij verkoop van een woning waarbij de EWS nog niet volledig is afgelost, ontstaat een aflossingsstand; het restbedrag van de schuld en de nog resterende termijn waarbinnen deze schuld moet zijn afgelost. Met deze aflossingsstand moet rekening worden gehouden bij het afsluiten van een nieuwe hypotheek om in aanmerking te komen voor renteaftrek. Dit betekent dat dit deel van de hypotheek in een kortere tijd moet worden afgelost.

A: bij huwelijksgemeenschap
Nu delen partners die getrouwd zijn automatisch naar rato van de huwelijksgemeenschap elkaars aflossingsstand. Dit betekent dat iedere partner meestal de helft van de aflossingsstand van de andere partner krijgt. Ook als de aflossingsstand ontstond bij verkoop van een woning waarvan maar één van de partners eigenaar was voor het huwelijk. Dit betekent dat de partner die nooit eigenaar is geweest ook een deel van de aflossingsstand krijgt.

Vanaf 1 januari 2022 blijft de aflossingsstand bij de partner bij wie de aflossingsstand is ontstaan. De partner die nooit een eigen woning heeft gehad, heeft dan geen aflossingsstand en krijgt niet vanwege een aflossingsstand te maken met het in kortere tijd moeten aflossen van de EWS om hypotheekrente te mogen aftrekken.

B: bij overlijden
Nu krijgt de langstlevende partner de aflossingsstand van de overleden partner.
Vanaf 1 januari 2022 gaat de aflossingsstand van de overledene niet meer over op de andere fiscale partner, maar komt te vervallen. Zo krijgt de langstlevende partner niet vanwege deze aflossingsstand te maken met het in kortere tijd moeten aflossen van de EWS om hypotheekrente te mogen aftrekken.

C: bij aankoop woning door samenwoners of gehuwden  
Nu: als één of beide partners een aflossingsstand heeft, beperkt dit de maximale looptijd van de EWS voor de woning die ze gezamenlijk kopen. Dit kan betekenen dat als de partners gezamenlijk wel voldoende rekening hebben gehouden met de aflossingsstand, ze per partner toch niet alle rente over de nieuwe hypotheek in aftrek mogen brengen.

Vanaf 1 januari 2022 geldt dat als de partners samen voldoende rekening houden met de aflossingsstand van een of beide partners, zij toch voor het volledige bedrag van de EWS renteaftrek krijgen. Dit betekent dat de looptijd van de schuld niet langer is dan vanwege de aflossingsstand is toegestaan. Zie rekenvoorbeeld.

3.    De bestaande eigenwoningschuld (BEWS)

De eigenwoningschuld is het deel van de hypotheek waarover huiseigenaren rente mogen aftrekken. De bestaande eigenwoningschuld (BEWS) is een eigenwoningschuld van vóór 1 januari 2013. Voor 2013 hoefde een eigenwoningschuld niet te voldoen aan de aflossingseis om hypotheekrente te mogen aftrekken. Een BEWS hoeft ook na 2013 niet te voldoen aan de aflossingseis.

A: bij aankoop woning samenwoners of gehuwden
Nu sluiten partners soms gezamenlijk een hypotheek over, waarbij slechts één van de partners een BEWS heeft. De huidige regeling kan ertoe leiden dat een deel van de gezamenlijke hypotheek niet als EWS wordt gezien, omdat op een deel van die schuld niet wordt afgelost. Hierdoor mogen de partners voor dat deel van de schuld geen hypotheekrente aftrekken.

Vanaf 1 januari 2022 mogen partners de BEWS van één of beide partners naar rato van ieders aandeel in de nieuwe hypotheek inzetten. Nu de partner die geen BEWS had en daardoor nu wel een BEWS heeft, hoeft hij of zij over dat deel van de schuld ook niet te voldoen aan de aflossingseis. Hierdoor mogen zij hypotheekrente aftrekken over (een groter deel van) de gezamenlijke hypotheek.

B: bij overlijden
Nu moet de langstlevende partner de maximale BEWS-ruimte van de overleden partner benutten in de oversluitperiode voor een BEWS.

Vanaf 1 januari 2022 is dit niet langer verplicht. Zo kan de langstlevende partner kiezen wat het beste past bij zijn of haar financiële situatie. Het benutten van de BEWS-ruimte van de overledene kan gunstig zijn als de BEWS nog een lange looptijd heeft. Dan mag de langstlevende hypotheekrente aftrekken zonder te hoeven aflossen.

Bron: www.rijksoverheid.nl

Deblokkeren G-Rekening COVID-19

Voor ondernemers met een g-rekening is, naast het tijdelijk versoepelde beleid van uitstel van betaling van een aantal belastingen, een aanvullende maatregel getroffen.

Een g-rekening is een geblokkeerde bankrekening waarmee normaal gesproken alleen de loonheffing en de btw aan de Belastingdienst kunnen worden betaald. Het gaat hier bijvoorbeeld om ondernemers in de uitzendbranche, detachering en de bouw.

Naast de bestaande mogelijkheid voor het deblokkeren van overschotten, is het nu ook mogelijk om de g-rekening vrij te geven ter hoogte van het bedrag waarvoor bijzonder uitstel van betaling is verleend voor loonheffingen en/of btw. Hierdoor krijgen deze ondernemers dezelfde liquiditeitsvoordelen als ondernemers zonder g-rekening. Ook de uitwinning van de g-rekening blijft achterwege, zolang het verzoek om bijzonder uitstel van betaling in behandeling is of is toegewezen, tenzij de belangen van de Staat zich hiertegen verzetten.

Een instructie voor het aanvragen van de (aanvullende) deblokkering is op de website van de Belastingdienst geplaatst. De ondernemer moet eerst uitstel van betaling aanvragen voor de loonheffingen en/of btw. Daarna kan hij het verzoek om deblokkering indienen met het formulier “Verzoek deblokkering g-rekening”.

De Belastingdienst streeft ernaar binnen vier weken te beslissen op het verzoek. Bij een positieve beslissing geeft de Belastingdienst ook aan hoe het bedrag wordt uitbetaald. Door de oplopende behandeltijden kan de behandeling van het verzoek langer duren dan gebruikelijk.

Overigens kan de verruiming van de deblokkering worden beperkt in situaties van misbruik of oneigenlijk gebruik.

Het versoepelde beleid geldt tot in ieder geval 19 juni 2020.

Bron: brief staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst 2-4-2020, nr. 2020-0000066195 (V-N 2020/17.4); Besluit noodmaatregelen coronacrisis 6-5-2020, nr. 2020-9594, Stcrt. 2020, 26066; Belastingdienst

TERUG naar CORONACRISIS MKB Info