UWV waarschuwt voor risico’s bij opzeggen van baan tijdens ziekte

 

Het UWV slaat alarm over een groeiend probleem waarbij zieke werknemers, na overleg met hun werkgever, hun arbeidsovereenkomst beëindigen en daardoor onbedoeld zonder uitkering komen te zitten. Uit een interne steekproef blijkt dat dit jaarlijks minstens tweeduizend keer voorkomt.

 

Werkgevers zijn wettelijk verplicht om zieke werknemers tot twee jaar door te betalen. Toch constateert het UWV dat steeds vaker zieke medewerkers akkoord gaan met het beëindigen van hun dienstverband via een vaststellingsovereenkomst. Dit brengt aanzienlijke risico’s met zich mee: de werknemer kan zijn recht op een WW-uitkering verliezen en komt mogelijk niet in aanmerking voor een Ziektewet-uitkering.

Oproep tot verandering

In een zogenoemde knelpuntenbrief aan de politiek pleit het UWV ervoor om deze constructie moeilijker te maken. Volgens de instantie maken werkgevers nu gebruik van vaststellingsovereenkomsten om op een “oneigenlijke manier” onder verplichtingen zoals loondoorbetaling, premieafdracht en re-integratieverantwoordelijkheden uit te komen, zonder dat dit voor hen negatieve gevolgen heeft.

De problemen ontstaan wanneer een zieke werknemer door het tekenen van een vaststellingsovereenkomst uit dienst treedt en daarmee het recht op loondoorbetaling verliest. Als deze persoon zich vervolgens binnen de WW opnieuw ziek meldt, kan de uitkering worden teruggevorderd, omdat bij beoordeling blijkt dat de ziekte al vóór het ontslag aanwezig was. Bovendien wordt de Ziektewet-uitkering niet uitgekeerd, omdat de werknemer eigenlijk nog in dienst had moeten zijn.

Gebrek aan bewustzijn

Volgens het UWV zijn werknemers zich vaak niet bewust van de gevolgen van het tekenen van een vaststellingsovereenkomst tijdens ziekte. Dit komt soms door onvolledige of onjuiste informatie van werkgevers, bedrijfsartsen of juridisch adviseurs. In sommige gevallen is er zelfs sprake van druk vanuit de werkgever om uit dienst te treden, zo staat vermeld in de knelpuntenbrief.

Adviesraad ziet onder migranten ruim 300.000 potentiële werknemers

 

In Nederland blijft veel arbeidspotentieel onder migranten onbenut. Dat concludeert de Adviesraad Migratie, die schat dat er in potentie 331.000 migranten aan het werk zouden kunnen op de Nederlandse arbeidsmarkt.

 

De raad vergeleek het percentage werkenden onder migranten met dat van mensen zonder migratieachtergrond. Van de migranten heeft 67,7 procent betaald werk, terwijl dit bij Nederlanders zonder migratieachtergrond 85,7 procent is.

Als migranten net zo vaak zouden werken als niet-migranten, zouden er 331.000 extra arbeidskrachten beschikbaar zijn. Dit zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het opvullen van de vele personeelstekorten waar bedrijven momenteel mee kampen.

De adviesraad definieert ‘migranten’ als personen die zelf in het buitenland zijn geboren én van wie beide ouders dat ook zijn. Personen die in Nederland zijn geboren vallen dus buiten deze groep.

Binnen de groep migranten is de werkloosheid het hoogst onder asielmigranten. Zij – inclusief nareizigers – vormen bijna de helft van het onbenutte arbeidspotentieel. Kennismigranten daarentegen hebben zelfs iets vaker werk dan mensen zonder migratieachtergrond. Over het algemeen geldt: hoe langer migranten in Nederland verblijven, hoe kleiner het verschil in arbeidsparticipatie wordt.

De adviesraad benadrukt dat de werkloosheid onder migranten niet uitsluitend aan henzelf te wijten is. “Het is duidelijk dat ook factoren op de arbeidsmarkt, zoals discriminatie door werkgevers, een rol spelen,” aldus de raad. In een vervolgonderzoek moet meer duidelijk worden over de oorzaken van deze werkloosheid.

Volgens de adviesraad zou een gelijke arbeidsparticipatie tussen migranten en niet-migranten brede maatschappelijke voordelen opleveren.

“Migranten profiteren van een hoger inkomen en meer welzijn, werkgevers kunnen makkelijker aan personeel komen, en de samenleving als geheel heeft baat bij lagere uitgaven aan uitkeringen en hogere belastinginkomsten.” Een van de aanbevelingen aan de overheid is dan ook om te investeren in de taalvaardigheid van migranten.

Criminelen misbruiken op grote schaal het financiële stelsel via schijnbedrijven en katvangers

Uit recente analyses blijkt dat rechtspersonen op georganiseerde en grootschalige wijze worden ingezet voor criminele doeleinden. Dat staat in het nieuwste jaaroverzicht van de Nederlandse Financial Intelligence Unit (FIU-Nederland).

Achter bedrijfsstructuren die op het eerste gezicht legaal lijken, gaan complexe praktijken schuil zoals witwassen, belastingfraude en zelfs de financiering van terrorisme. Volgens FIU-Nederland vraagt deze verontrustende ontwikkeling om een bredere, gezamenlijke aanpak dan alleen via het strafrecht.

Toename in meldingen

In 2024 ontvingen FIU-Nederland bijna 3,5 miljoen meldingen van ongebruikelijke transacties van meldingsplichtige instellingen zoals banken, accountants en notarissen. Dat is een forse stijging ten opzichte van 2023, toen het aantal meldingen ruim twee miljoen bedroeg.

Accountants deden in 2024 3.388 meldingen, bijna tweehonderd meer dan het jaar ervoor. Belastingadviseurs rapporteerden 338 transacties, notarissen 998 en advocaten 24. Banken en betaaldienstverleners blijven veruit de grootste groep melders.

Afname in verdachte transacties

Ondanks de stijging in meldingen, daalde het aantal als verdacht aangemerkte transacties van 180.578 in 2023 naar 118.408 in 2024. Deze transacties werden gebundeld in 16.306 dossiers en gedeeld met opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

De FIU baseert haar analyses op deze meldingen en stuitte daarbij op uiteenlopende vormen van criminaliteit, waaronder uitbuiting, sanctieontwijking, terrorismefinanciering, corruptie, kinderporno, drugshandel, milieucriminaliteit en cybercrime. Sommige criminele gedragingen kwamen in 2024 herhaaldelijk terug.

Misbruik van rechtspersonen

Een aanzienlijk deel van de analyses toont systematisch misbruik van rechtspersonen, zoals besloten vennootschappen. Deze worden ingezet om de werkelijke eigenaar te verhullen of om bijvoorbeeld grondstoffen voor de productie van drugs aan te schaffen.

FIU-Nederland signaleerde ook netwerken van tientallen rechtspersonen die uitsluitend lijken te zijn opgericht om witwaspraktijken te maskeren. Dergelijke malafide structuren spelen bovendien een rol bij terrorismefinanciering.

Risico van derdenbetalingen

Een ander risico dat FIU-Nederland uitlicht, betreft derdenbetalingen. Hierbij levert een leverancier goederen of diensten aan een afnemer, terwijl een derde partij de betaling verricht. Hoewel er legitieme redenen kunnen zijn voor deze constructie — bijvoorbeeld bij afnemers in landen zonder goed functionerend banksysteem — brengen ze ook aanzienlijke risico’s met zich mee.

De herkomst van het geld en de identiteit van de daadwerkelijke afnemer blijven vaak onduidelijk, waardoor criminelen geld- en goederenstromen kunnen verbergen binnen complexe structuren.

Vastgoed als crimineel middel

Vastgoed kwam in 2024 herhaaldelijk naar voren in de analyses van FIU-Nederland. Het wordt niet alleen gebruikt om geld wit te wassen, maar ook om criminele processen te faciliteren. Denk bijvoorbeeld aan het huisvesten van slachtoffers van seksuele uitbuiting.

Daarnaast onderzocht FIU verschillende vormen van fraude, waaronder zorgfraude. Hieruit blijkt een toenemende verwevenheid met zware criminaliteit en een groeiende complexiteit.

Samenwerking essentieel

De genoemde risico’s en fenomenen onderstrepen het belang van samenwerking binnen het Wwft-domein om de integriteit van het financiële stelsel te beschermen. FIU-Nederland spreekt haar waardering uit voor de meldingen van poortwachters en benadrukt: “Samen zien we meer.”

Bijtelling werkgevers voor bedrijfsauto’s

 

Vanaf 2027 wordt een nieuwe belastingmaatregel ingevoerd voor zakelijke auto’s. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de bestaande bijtelling voor werknemers en de nieuwe heffing die werkgevers gaan betalen. Hieronder vind je een overzicht van de voorgestelde veranderingen en de huidige stand van zaken.

 

Wat verandert er precies?

Bijtelling voor werknemers blijft bestaan

Werknemers die een auto van de zaak ook privé gebruiken, blijven bijtelling betalen. Dit is momenteel 22% van de cataloguswaarde van de auto.

Nieuwe heffing voor werkgevers

Werkgevers gaan vanaf 1 januari 2027 een extra belasting betalen als zij een nieuwe fossiele auto (benzine of diesel) beschikbaar stellen aan werknemers voor privégebruik.

  • Deze extra belasting bedraagt 52% van de bijtelling (dus 52% van 22% van de cataloguswaarde).
  • Deze heffing komt bovenop de bijtelling die de werknemer zelf betaalt.
  • De kosten mogen niet worden doorberekend aan de werknemer; de werkgever draagt deze volledig zelf.

    Voorbeeldberekening
    Bij een auto met een cataloguswaarde van €40.000:
    Bijtelling werknemer: 22% van €40.000 = €8.800 per jaar
    Heffing werkgever: 52% van €8.800 = €4.576 per jaar

Voor wie geldt deze regeling?
Voor werkgevers die een nieuwe fossiele auto van de zaak beschikbaar stellen aan werknemers die er meer dan 500 kilometer per jaar privé mee rijden.
Uitzonderingen:

  • Elektrische auto’s vallen buiten deze regeling.
  • Zelfstandigen zonder personeel (zoals zzp’ers of eenmanszaken) zijn uitgesloten, tenzij zij personeel in dienst hebben.Bestelauto’s die niet privé worden gebruikt (minder dan 500 km per jaar) vallen ook buiten de regeling.

Status van de wetgeving

De regeling is nog niet definitief vastgelegd in de wet.
De maatregel maakt deel uit van het klimaatpakket van het kabinet en zal worden uitgewerkt in het Belastingplan 2026, dat op Prinsjesdag 2025 wordt gepresenteerd.
Na Prinsjesdag moet het wetsvoorstel nog worden goedgekeurd door zowel de Tweede als de Eerste Kamer.
De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2027.

Doel van de maatregel

Deze nieuwe regeling is bedoeld om de overstap naar elektrisch rijden te stimuleren en het gebruik van fossiele bedrijfsauto’s voor werkgevers minder aantrekkelijk te maken.

Belangrijke fiscale aandachtspunten: voorkom verrassingen

Wet excessief lenen: Drempel verlaging

Vanaf 2024 is de drempel voor excessief lenen bij de eigen bv verlaagd van €700.000 naar €500.000. Dit betekent dat als je – samen met je fiscale partner – meer dan €500.000 leent van je bv, het meerdere wordt belast als inkomsten uit aanmerkelijk belang (box 2)

Deze maatregel is bedoeld om het langdurig oppotten van vermogen in de bv te ontmoedigen. Het is daarom belangrijk om je leningen goed in de gaten te houden en tijdig actie te ondernemen als je boven de nieuwe grens uitkomt.

Heb je vragen over je situatie of wil je weten of je actie moet ondernemen? Neem dan gerust contact met ons op. Wij denken graag met je mee.

Je voorlopige aanslag controleren; voorkom belastingrente door een (aanvullende) voorlopige aanslag

Inmiddels heb je mogelijk de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting ontvangen. Klopt het belastbaar bedrag of moet er actie ondernomen worden? In geval er actie ondernomen moet worden, neem dan contact met ons op. Dan kunnen wij de fiscus verzoeken de aanslag te verhogen of te verlagen. Deze actie is mede gelet op de door de fiscus in rekening te brengen belastingrente

Belastingrente
De belastingrente voor de inkomstenbelasting 2024 bedraagt 7,5 procent. Voor de vennootschapsbelasting bedraagt deze 10 procent.

Vanaf 2025 zijn deze 6,5 en 9,0 procent.
Laat op tijd een goede schatting maken van het belastbaar inkomen (of de winst van jouw onderneming), hierdoor kan belastingrente worden voorkomen.

Voor meer informatie over de voorlopige aanslag kun je mailen naar of bellen met je relatiedrager via 058-2655526

Doorgeven werkelijk rendement box 3

De Belastingdienst stuurt sinds half juli de eerste brieven inzake het werkelijk rendement. Deze brieven worden naar de klant gestuurd, en niet naar de belastingconsulent. Indien je deze brief ontvangt, zouden wij deze graag van je krijgen.
Dit mag per post of per e-mail naar info@b360.nl

Verhoging forfait overige bezittingen box 3

Het nieuwe box 3-stelsel, waarin belasting wordt geheven over het werkelijke rendement op vermogen, is uitgesteld tot ten minste 2028. Om deze budgettaire tegenvaller op te vangen, voert het kabinet vanaf 2026 aanpassingen door binnen het huidige stelsel.

Voorgesteld wordt om per 2026 het forfait voor de categorie overige bezittingen te verhogen naar 7,78% (2025: 5,88%). Daarnaast wordt voorgesteld per 2026 het heffingsvrije vermogen te verlagen naar € 51.396 (2025: € 57.684).

 

WeTransfer verwijdert passage over AI uit voorwaarden na berichten in media

 

Wanneer je bestanden verstuurt via WeTransfer, gaf het bedrijf in zijn vernieuwde gebruikersvoorwaarden aan dat het mogelijk AI-technologie zou inzetten om schadelijke of illegale bestanden op te sporen. Deze passage werd echter verwijderd nadat er media-aandacht voor kwam.

 

WeTransfer benadrukt nu dat het geen gebruik maakt van jouw bestanden om AI-systemen te trainen. Volgens het bedrijf is dit nooit gebeurd, maar werd het idee wel overwogen.

Hoewel de voorwaarden zijn aangepast, stelt WeTransfer dat er niets verandert aan de manier waarop het met gebruikersbestanden omgaat. De betreffende passage is geschrapt omdat het bedrijf dit in de praktijk niet doet en omdat het mogelijk tot ongerustheid heeft geleid.

Hoe werkt AI?
Kunstmatige intelligentie (AI) is technologie waarbij een computer leert om taken uit te voeren op basis van voorbeelden. Door het systeem te ‘trainen’ met data, leert het patronen herkennen en toepassen in nieuwe situaties.

WeTransfer, opgericht in 2009 in Nederland en sinds vorig jaar eigendom van het Italiaanse Bending Spoons, biedt een platform waarmee grote bestanden eenvoudig gedeeld kunnen worden.

In de aangepaste voorwaarden staat nu dat WeTransfer bestanden mag gebruiken “om de dienstverlening uit te voeren, te verbeteren en verder te ontwikkelen”.

Juridische zorgen blijven bestaan

Ondanks de aangepaste formulering blijven sommige experts kritisch. De nieuwe bewoordingen laten nog steeds ruimte voor interpretatie. De intentie lijkt hetzelfde: het verbeteren van de dienst met behulp van gebruikersdata.

De nieuwe tekst sluit het gebruik van bestanden voor AI-training niet expliciet uit. De brede formulering “de dienst verbeteren” zou alsnog ruimte kunnen bieden voor AI-toepassingen.

Gebruikelijk loon dga niet verlaagd ondanks deeltijdwerk

 

Dat een dga werkzaamheden in deeltijd werk verricht voor zijn bv, rechtvaardigt geen tijdsevenredige toepassing van het gebruikelijk loon.

 

Voorbeeld

Een vrouw, woonachtig in Nederland, is enig aandeelhouder en bestuurder van een bv die zich bezighoudt met de verkoop van rubberproducten. Daarnaast drijft zij een eenmanszaak met een vaste inrichting in Duitsland. De eenmanszaak verkoopt rubberproducten waarvoor een andere regeling geldt dan de rubberproducten die de bv verkoopt. De echtgenoot van de vrouw drijft eveneens een eenmanszaak in Duitsland. Daarnaast is ook hij in dienstbetrekking bij de bv van zijn echtgenote. De echtgenoten geven in hun aangiften IB/PVV over de jaren 2012 tot en met 2014 lagere lonen op dan het fiscale normbedrag van de gebruikelijkloonregeling. De inspecteur verhoogt deze lonen naar het normbedrag en legt het echtpaar navorderingsaanslagen op. De vrouw betwist de juistheid van deze correcties. De zaak belandt voor hof Den Bosch.

Lager gebruikelijk loon niet aannemelijk gemaakt

Voor het hof stelt de vrouw dat haar werkzaamheden vergelijkbaar zijn met die van een secretaresse, waarvoor een lager loon gebruikelijk zou zijn. Maar het hof vindt deze stelling niet aannemelijk. De vrouw maakt evenmin aannemelijk dat zij haar werkzaamheden in deeltijd heeft uitgevoerd. Bovendien merkt het hof op dat het normbedrag niet tijdsevenredig wordt toegepast bij deeltijdfuncties. Daarnaast is niet bewezen dat de bv in een structurele verliessituatie verkeerde, waardoor een lager loon gerechtvaardigd zou zijn.

Vertrouwensbeginsel niet geschonden

De vrouw doet nog een beroep op het vertrouwensbeginsel, maar ook dat slaagt niet. De inspecteur heeft in een brief alleen het voornemen tot correctie van het loon van de echtgenoot kenbaar gemaakt. Hieruit valt niet af te leiden dat de fiscus het loon van de vrouw niet zou corrigeren. Het hof verklaart het hoger beroep van de vrouw ongegrond.
Wet: art. 12a Wet LB

Restaurantgedeelte pand is verplicht ondernemingsvermogen

 

Een zelfstandig te exploiteren restaurantgedeelte van een pand vormt verplicht ondernemingsvermogen.

 

Voorbeeld

Een echtpaar werkt samen met hun zoon en de zus van de echtgenote in een vof. Het echtpaar heeft de eigendom van een pand waarin de vof een restaurant exploiteert. De echtgenoten hebben dit pand niet ingebracht in de vof, maar verhuren het pand aan de vof. De echtgenoten stellen dat het pand keuzevermogen is en willen het restaurantgedeelte als privévermogen etiketteren. Maar de Belastingdienst meent dat het restaurantgedeelte verplicht ondernemingsvermogen is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het daarmee eens. Beide gedeelten van het pand beschikken over de benodigde voorzieningen om zelfstandig te functioneren en zijn afzonderlijk afsluitbaar. Het restaurantgedeelte van het pand is zelfstandig rendabel te maken. Daarom moet het worden geëtiketteerd als verplicht buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen. Dat het pand niet juridisch splitsbaar is, maakt dat niet anders.

Wet: art. 16, eerste lid AWR en 30f tot en met 30k AWR en art. 3.8 Wet IB 2001

Onverzekerde schade bij zakelijk gebruik van privé-auto

 

Een klant gebruikt zijn privé-auto en aanhangwagen voor zakelijke doeleinden en declareert alle zakelijke kilometers bij zijn bedrijf. Onlangs reed hij met zijn auto en aanhangwagen, die all-risk verzekerd is, een parkeergarage in om de oorzaak van een lekkage te onderzoeken. Helaas bleek dat de veroorzaakte schade niet verzekerd was.

Veel mensen zijn zich er niet van bewust dat schade niet altijd gedekt is onder bepaalde omstandigheden. In dit geval ontving hij de volgende bepaling van verzekeraar Interpolis:

“De schade is helaas niet verzekerd. U reed met uw auto en aanhangwagen een parkeergarage in om de oorzaak van een lekkage te onderzoeken. In artikel 1.16 van uw polisvoorwaarden PAV-RV-61-232 staat vermeld dat schade niet verzekerd is als de auto zakelijk wordt gebruikt met winstoogmerk. Wij vergoeden de nota’s daarom niet.”

Deze situatie benadrukt het belang van het goed begrijpen van de polisvoorwaarden en de beperkingen van verzekeringen bij zakelijk gebruik van privé-voertuigen. Het is essentieel om te weten onder welke omstandigheden schade wel of niet gedekt is om onaangename verrassingen te voorkomen.

Zakelijke auto goedkoop doorverkopen aan de dga? Hof zegt nee

 

Een belastingadviseur en AA-accountant verkocht zichzelf via zijn holding een luxe auto. De fiscus zag dit echter als misbruik van recht en legde een flinke naheffing op. In hoger beroep deed de meervoudige belastingkamer onlangs uitspraak.

 

Stel, jouw holding koopt in Duitsland een Audi RS5 cabriolet voor een bedrag van € 48.319. Wegens schade kan er niet met de auto worden gereden. Na twee maanden is de schade hersteld voor € 22.903 (inclusief € 3.974 omzetbelasting). Inclusief BPM komt de Audi op € 82.888 (exl. Omzetbelasting). De holding trekt in het bewuste kwartaal € 10.147 als voorbelasting af. Twee maanden later wordt de herstelde (zakelijke) Audi aan de eigenaar van de holding verkocht voor €15.000. Het waardeverschil, zo’n €60.000, wordt gezien als een verkapte dividenduitkering. Hoe denk je dat de belastinginspecteur hierop zal reageren?

Naheffing

Nou, dat bleek onlangs in de rechtszaal. De inspecteur legde een naheffingsaanslag omzetbelasting op van € 12.251, een vergrijpboete van € 6.125 en € 2.304 aan belastingrente. De zaak loopt al een tijd. De feiten dateren uit 2014 en 2015, de rechtszaak in eerste aanleg vond plaats in juli 2023. De inspecteur redeneerde dat de verkapte dividenduitkering van netto € 60.000 deel uitmaakte van de vergoeding voor de levering van de auto. Daarnaast stelde de inspecteur dat er sprake was van misbruik van recht: de transacties hebben geleid tot een minimale belastingdruk op de auto, waardoor het particuliere eindverbruik nauwelijks is belast.

De rechtbank ging hierin mee. De holding had de auto eind augustus 2014 aangeschaft en begin januari 2015 doorverkocht aan de eigenaar van de holding, de belastingadviseur/AA. Omdat de verkoopprijs laag was, €15.000, leverde dit een belastingvoordeel op. Dit, gecombineerd met de verkapte dividenduitkering, toonde volgens de rechtbank aan dat de transacties waren ingegeven door de wens om de auto tegen een kunstmatig lage prijs over te dragen en belastingvoordeel te verkrijgen. De rechtbank nam in zijn oordeel ook mee dat de holding in 2017 en 2018/2019 soortgelijke handelingen had verricht.

Beide partijen gingen in hoger beroep. Aan de standpunten was niets veranderd. Dus nu was het aan het meervoudige belastingkamer om een oordeel te vellen. Net als in eerste aanleg kreeg de inspecteur deels gelijk en deels ongelijk. Om met dat laatste te beginnen: de inspecteur stelde dat de verkapte dividenduitkering onderdeel was van de verkoopprijs van de auto, ondanks dat deze prijs ongebruikelijk laag is. Volgens de inspecteur is de vergoeding in de omzetbelasting een subjectief begrip, en hoewel de factuurprijs laag was gezien de waarde van de auto, moesten partijen volgens de inspecteur kennelijk een lagere prijs hebben vastgesteld. De rechtbank vond echter dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een formeel dividend dat niet in verband met de levering van de auto was uitgekeerd.

Misbruik van recht

Maar wat betreft het misbruik van recht, steunde de meervoudige belastingkamer de inspecteur wel. Dit misbruik houdt in dat de eiseres door een samenstel van rechtshandelingen de maatstaf van heffing voor de auto zodanig heeft verlaagd dat slechts een fractie van de omzetbelasting op de auto drukt. Deze constructie is in strijd met de doelstellingen van de Richtlijn 2006/112/EG (Btw-richtlijn) en de Wet OB. Dit standpunt wordt ondersteund door eerdere uitspraken, zoals in de zaak Weald Leasing Ltd. (HvJ EU 22 december 2010, C-103/09), waarin ook werd geoordeeld dat een te lage prijs misbruik van recht kan veroorzaken.

De holding betwiste dat er sprake was van misbruik van recht, omdat zij steldse dat er zakelijke argumenten ten grondslag lagen aan de aanschaf en verkoop van de auto. Een belastingplichtige heeft het recht om zijn activiteiten zo te structureren dat de belastingdruk wordt beperkt, zolang de grenzen van het verbod op misbruik van recht niet worden overschreden, zei de raadsman van de holding, verwijzend naar HvJ EU 21 februari 2006, Halifax plc, e.a., C-255/02.

De rechtbank concludeerde dat er in dit geval wel degelijk sprake was van misbruik van recht. De aanschaf van de auto voor € 48.319 en de daaropvolgende reparatie- en bpm-kosten resulteerden in een totaalbedrag van € 82.888, terwijl de verkoopprijs aan de dga slechts € 15.000 bedroeg. Dit verschil, gecombineerd met de verkapte dividenduitkering, toonde volgens de belastingkamer aan dat de transacties waren bedoeld om de auto tegen een kunstmatig lage prijs over te dragen en een belastingvoordeel te behalen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken waarin soortgelijke constructies werden beoordeeld: dergelijke handelingen zijn in strijd met de doelstellingen van de Btw-richtlijn en de Wet OB. Om het misbruik van recht te corrigeren, moeten de transacties worden geherdefinieerd zodat de juiste belastingheffing wordt gewaarborgd. De naheffingsaanslag wordt daarom verminderd, maar de verkapte dividenduitkering blijft onderdeel van de vergoeding voor de levering van de auto.
Het betekende dat het vonnis van de eerdere rechtbank werd bevestigd.