Zakelijke auto goedkoop doorverkopen aan de dga? Hof zegt nee

 

Een belastingadviseur en AA-accountant verkocht zichzelf via zijn holding een luxe auto. De fiscus zag dit echter als misbruik van recht en legde een flinke naheffing op. In hoger beroep deed de meervoudige belastingkamer onlangs uitspraak.

 

Stel, jouw holding koopt in Duitsland een Audi RS5 cabriolet voor een bedrag van € 48.319. Wegens schade kan er niet met de auto worden gereden. Na twee maanden is de schade hersteld voor € 22.903 (inclusief € 3.974 omzetbelasting). Inclusief BPM komt de Audi op € 82.888 (exl. Omzetbelasting). De holding trekt in het bewuste kwartaal € 10.147 als voorbelasting af. Twee maanden later wordt de herstelde (zakelijke) Audi aan de eigenaar van de holding verkocht voor €15.000. Het waardeverschil, zo’n €60.000, wordt gezien als een verkapte dividenduitkering. Hoe denk je dat de belastinginspecteur hierop zal reageren?

Naheffing

Nou, dat bleek onlangs in de rechtszaal. De inspecteur legde een naheffingsaanslag omzetbelasting op van € 12.251, een vergrijpboete van € 6.125 en € 2.304 aan belastingrente. De zaak loopt al een tijd. De feiten dateren uit 2014 en 2015, de rechtszaak in eerste aanleg vond plaats in juli 2023. De inspecteur redeneerde dat de verkapte dividenduitkering van netto € 60.000 deel uitmaakte van de vergoeding voor de levering van de auto. Daarnaast stelde de inspecteur dat er sprake was van misbruik van recht: de transacties hebben geleid tot een minimale belastingdruk op de auto, waardoor het particuliere eindverbruik nauwelijks is belast.

De rechtbank ging hierin mee. De holding had de auto eind augustus 2014 aangeschaft en begin januari 2015 doorverkocht aan de eigenaar van de holding, de belastingadviseur/AA. Omdat de verkoopprijs laag was, €15.000, leverde dit een belastingvoordeel op. Dit, gecombineerd met de verkapte dividenduitkering, toonde volgens de rechtbank aan dat de transacties waren ingegeven door de wens om de auto tegen een kunstmatig lage prijs over te dragen en belastingvoordeel te verkrijgen. De rechtbank nam in zijn oordeel ook mee dat de holding in 2017 en 2018/2019 soortgelijke handelingen had verricht.

Beide partijen gingen in hoger beroep. Aan de standpunten was niets veranderd. Dus nu was het aan het meervoudige belastingkamer om een oordeel te vellen. Net als in eerste aanleg kreeg de inspecteur deels gelijk en deels ongelijk. Om met dat laatste te beginnen: de inspecteur stelde dat de verkapte dividenduitkering onderdeel was van de verkoopprijs van de auto, ondanks dat deze prijs ongebruikelijk laag is. Volgens de inspecteur is de vergoeding in de omzetbelasting een subjectief begrip, en hoewel de factuurprijs laag was gezien de waarde van de auto, moesten partijen volgens de inspecteur kennelijk een lagere prijs hebben vastgesteld. De rechtbank vond echter dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een formeel dividend dat niet in verband met de levering van de auto was uitgekeerd.

Misbruik van recht

Maar wat betreft het misbruik van recht, steunde de meervoudige belastingkamer de inspecteur wel. Dit misbruik houdt in dat de eiseres door een samenstel van rechtshandelingen de maatstaf van heffing voor de auto zodanig heeft verlaagd dat slechts een fractie van de omzetbelasting op de auto drukt. Deze constructie is in strijd met de doelstellingen van de Richtlijn 2006/112/EG (Btw-richtlijn) en de Wet OB. Dit standpunt wordt ondersteund door eerdere uitspraken, zoals in de zaak Weald Leasing Ltd. (HvJ EU 22 december 2010, C-103/09), waarin ook werd geoordeeld dat een te lage prijs misbruik van recht kan veroorzaken.

De holding betwiste dat er sprake was van misbruik van recht, omdat zij steldse dat er zakelijke argumenten ten grondslag lagen aan de aanschaf en verkoop van de auto. Een belastingplichtige heeft het recht om zijn activiteiten zo te structureren dat de belastingdruk wordt beperkt, zolang de grenzen van het verbod op misbruik van recht niet worden overschreden, zei de raadsman van de holding, verwijzend naar HvJ EU 21 februari 2006, Halifax plc, e.a., C-255/02.

De rechtbank concludeerde dat er in dit geval wel degelijk sprake was van misbruik van recht. De aanschaf van de auto voor € 48.319 en de daaropvolgende reparatie- en bpm-kosten resulteerden in een totaalbedrag van € 82.888, terwijl de verkoopprijs aan de dga slechts € 15.000 bedroeg. Dit verschil, gecombineerd met de verkapte dividenduitkering, toonde volgens de belastingkamer aan dat de transacties waren bedoeld om de auto tegen een kunstmatig lage prijs over te dragen en een belastingvoordeel te behalen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken waarin soortgelijke constructies werden beoordeeld: dergelijke handelingen zijn in strijd met de doelstellingen van de Btw-richtlijn en de Wet OB. Om het misbruik van recht te corrigeren, moeten de transacties worden geherdefinieerd zodat de juiste belastingheffing wordt gewaarborgd. De naheffingsaanslag wordt daarom verminderd, maar de verkapte dividenduitkering blijft onderdeel van de vergoeding voor de levering van de auto.

Het betekende dat het vonnis van de eerdere rechtbank werd bevestigd.

Opdrachtgevers willen zzp’er verantwoordelijk maken voor naheffingen

 

Zzp’ers treffen steeds vaker clausules aan in hun contracten, waarin opdrachtgevers mogelijke naheffingen en andere financiële risico’s doorschuiven naar de zzp’er zelf.

 

 

Dat meldt NOS Nieuws. Mogelijke boetes en naheffingen worden zo naar de zzp’er doorgeschoven, terwijl dat juridisch gezien niet zomaar mag, aldus een arbeidsrechtjurist tegenover de NOS.

Vanwege de strengere handhaving van de Wet DBA voegen opdrachtgevers clausules toe aan contracten met zzp’ers, om die verantwoordelijk te maken voor mogelijke naheffingen en boetes die opdrachtgevers kunnen krijgen, als sprake is van schijnzelfstandigheid.
Volgens de NOS zit schrik er bij sommige zzp’ers goed in door zulke clausules, “want het gaat om bedragen die in potentie kunnen oplopen tot duizenden euro’s”.

Ontwettig

De nieuwszender sprak met verschillende zzp’ers en legde enkele clausules uit hun contracten voor aan de arbeidsrechtjurist. Die meent dat zulke passages mogelijk onwettig zijn. “Want bepalingen die in strijd zijn met de wet, gelden simpelweg niet. Ook niet als de zzp’er zijn handtekening eronder heeft gezet”, zo stelt hij tegenover de nieuwszender.
Volgens de jurist is aanpassing van de arbeidsrelatie de “enige effectieve manier” om schijnzelfstandigheid te voorkomen. “Dat is honderd procent effectiever dan dit soort schijnoplossingen.”

Bron: NOS

Ruim helft zzp’ers bouwt geen pensioen op

 

Meer dan de helft van de zzp’ers heeft niets geregeld voor hun pensioen. Van de zelfstandigen die wél vermogen opbouwen voor later, kiest een groot deel voor relatief ongunstige opties, zoals sparen op een reguliere spaarrekening.

Deskundigen adviseren doorgaans om jaarlijks minimaal tien tot twintig procent van het bruto-inkomen te reserveren voor het pensioen, afhankelijk van het huidige inkomsten- en uitgavenpatroon en de gewenste levensstandaard na pensionering. In de praktijk blijkt echter dat slechts een vijfde van de zzp’ers meer dan tien procent opzij zet. De grootste groep (55,5 procent) spaart helemaal niets, terwijl een kwart van de zelfstandigen hooguit tien procent reserveert.

Zzp’ers laten fiscaal voordeel liggen

Zelfstandigen die wél iets geregeld hebben voor hun pensioen, zetten hun geld vaak op een reguliere spaarrekening. Voor 8,5 procent van de zzp’ers is dit zelfs de enige vorm van pensioenopbouw. Nog eens vijftien procent combineert sparen met andere methoden, zoals beleggen, sparen op een pensioenrekening, een lijfrenteverzekering of het aflossen van de hypotheek.

Hoewel sparen eenvoudig en toegankelijk is, kleven er belangrijke nadelen aan. Zo is de inleg niet fiscaal aftrekbaar, terwijl dit bij pensioensparen op een geblokkeerde rekening wél het geval is. Daarnaast is het geld vrij opneembaar, waardoor het verleidelijk kan zijn om het te gebruiken voor onvoorziene uitgaven. Bovendien blijft het rendement op spaargeld vaak achter bij de inflatie, waardoor het moeilijk is om een solide pensioenpot op te bouwen.

Wet DBA

Veel zelfstandigen werken onder omstandigheden die sterk lijken op loondienst, maar zonder sociale zekerheden zoals pensioenopbouw en een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. Zzp’ers die hier zelf niets voor regelen, lopen dus grote risico’s.

Naast handhaving op schijnzelfstandigheid is het vooral belangrijk om échte zzp’ers bewust te maken van het belang van pensioenopbouw. Dit geldt des te meer omdat een kwart van de startende zzp’ers net van school komt.

Wil je graag meer informatie? Neem dan contact met ons op via 058-2655526 of stuur een mailtje naar info@B360.nl

Deel parttimers ontvangt minder netto salaris in 2025

 

Parttimers kunnen dit jaar netto minder salaris overhouden door nieuwe belastingregels, met een verschil dat kan oplopen tot ongeveer € 70 per maand, volgens ADP.

Waarom daalt het netto salaris van parttimers?

Parttimers die tussen de € 1.000 en € 2.000 bruto per maand verdienen, zien hun netto salaris dit jaar dalen, zelfs als hun brutoloon gelijk blijft. Dit komt doordat er per 1 januari 2025 nieuwe belastingregels zijn ingevoerd en de regeling voor de pensioenbijdrage is aangepast.

Wat zijn de nieuwe belastingregels in 2025?

Vanaf dit jaar zijn er drie belastingtarieven in box 1 in plaats van twee. Daarnaast zijn de heffingskortingen verlaagd, wat vooral invloed heeft op de eerder genoemde parttimers. Voor de meeste fulltimers zijn de nieuwe regels juist voordeliger.

Gevolgen voor mkb-bedrijven

Voor veel mkb-bedrijven betekent dit dat ze zowel hun personeelsbeleid als hun financiële planning moeten herzien. Tegelijkertijd hebben mkb’ers vaak beperkte mogelijkheden om salarissen te verhogen, vooral in sectoren met al dunne marges.

Hoe kun je inspelen op deze ontwikkelingen?

Er zijn verschillende manieren om op deze veranderingen in te spelen:

  1. Communiceer open over loonstroken: Leg uit waarom het netto salaris verandert en geef inzicht in de nieuwe belastingregels en premies. Transparantie kan ontevredenheid verminderen en begrip vergroten.
  2. Denk mee in je arbeidsvoorwaarden: Als er weinig ruimte is voor salarisverhogingen, overweeg dan andere manieren om werknemers te belonen, zoals extra vakantiedagen, een fietsplan of een opleidingsbudget.
  3. Blijf aantrekkelijk als werkgever: Zorg voor een prettige werksfeer en bied doorgroeimogelijkheden. Werknemers blijven eerder trouw aan een organisatie waarin ze zich gewaardeerd voelen.

 

Denk aan het aanleveren van gegevens over uitbetaalde bedragen aan derden

Heb je personen die geen werknemers van je waren, bedragen betaald voor werkzaamheden of diensten? Of heb je hun daarvoor een beloning in natura gegeven? Deze betalingen of beloningen in natura noemen we ‘uitbetaalde bedragen aan derden’. Over deze uitbetaalde bedragen (inclusief kostenvergoedingen) moet je gegevens aan de Belastingdienst doorgeven.

 

Je bent verplicht gegevens over uitbetaalde bedragen aan derden aan te leveren als je inhoudingsplichtige bent. Dat volgt uit artikel 10.8, lid 1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en afdeling 2 van hoofdstuk VIII van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het aanleveren van de gegevens is verder uitgewerkt in artikel 22a van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001.

Over welke betalingen moet Je gegevens aanleveren?

Je levert gegevens over uitbetaalde bedragen aan als de persoon die 1 of meer betalingen van je krijgt, aan de volgende 2 voorwaarden voldoet:

  • Deze persoon is geen werknemer van je. Dat wil zeggen dat deze persoon voor deze beloning niet bij je in echte of fictieve dienstbetrekking is. Je geeft deze beloning dus niet aan in je aangifte loonheffingen.
  • Deze persoon factureert niet aan jou, of stuurt je een factuur zonder btw. ‘Zonder btw’ betekent dat op de factuur 0% btw, € 0 btw of helemaal geen btw staat. Bijvoorbeeld omdat sprake is van vrijgestelde prestaties, of omdat deze persoon gebruikmaakt van de kleineondernemersregeling of de verleggingsregeling.

Het kan bijvoorbeeld gaan om betalingen aan:

  • sprekers en auteurs
  • deelnemers aan medische proeven
  • particulieren die schoonmaak-, onderhouds-, verbouwings- of andere klussen doen
  • zzp’ers die werkzaamheden voor u verrichten zonder daarvoor btw in rekening te brengen

Let op!

Sommige betalingen hoef je niet aan te leveren. Bijvoorbeeld betalingen aan vrijwilligers die onder de vrijwilligersregeling vallen.

Welke gegevens moet je aanleveren?

Je moet de volgende gegevens aanleveren:

  • het bedrag dat je hebt uitbetaald (of de waarde in het economisch verkeer van de beloning in natura)
  • de datum waarop je hebt uitbetaald
  • een aantal gegevens van de persoon aan wie je hebt uitbetaald:
  • burgerservicenummer (bsn)
  • naam
  • adres
  • geboortedatum

Wanneer moet je de gegevens aanleveren?

De gegevens over bedragen die je in een jaar hebt uitbetaald, moet je aanleveren vóór 1 februari het daaropvolgende jaar. Je kunt deze gegevens ook al aanleveren in het jaar zelf. Bijvoorbeeld meteen nadat je een bedrag hebt uitbetaald.

Hoe moet Je de gegevens aanleveren?

Je kunt kiezen hoe je de gegevens over uitbetaalde bedragen aan derden aan de Belastingdienst doorgeeft:

  • via de gegevensportaal
  • via Digipoort

Op belastingdienst.nl/ubd vind je meer informatie.

Heb je naar aanleiding van dit artikel vragen? Of denk je dat jij deze gegevens moet aanleveren? Neem dan contact op met je relatiedrager binnen Buro360. Het kan natuurlijk zijn dat je niet (meer) weet wie dat is; Je mag ons altijd bellen! 058-2655526

Ruim 155.000 mensen betaalden Belastingdienst te veel rente

 

Door een fout in een rekenprogramma hebben 155.500 mensen gezamenlijk bijna € 30 miljoen te veel invorderingsrente betaald. De rekenfout zat tussen 2013 en 2021 in de software van de Belastingdienst. Dit schrijft RTL nieuws.

De fout kwam in 2021 aan het licht toen een belastingplichtige bezwaar maakte dat de invorderingsrente niet klopte. “Bij behandeling van het bezwaar bleek dat de invorderingsrente niet correct berekend werd en dat dit voortvloeide uit een verkeerde berekening in het systeem”, schrijft de Belastingdienst daarover aan RTL Nieuws. De gedupeerden krijgen het te veel betaalde bedrag terug plus de wettelijke rente daarover.

De fout ontstond door een wetswijziging in 2013. “De te corrigeren rente is door een menselijke fout niet goed in het automatiseringssysteem ingeregeld”, aldus de Belastingdienst. “Hierdoor vond geen herrekening plaats van in het verleden berekende invorderingsrente.”

Pas drie jaar na het ontdekken van de fout kon de Belastingdienst de 283.250 foutieve aanslagen corrigeren van burgers en bedrijven. Het is de bedoeling dat iedereen vóór het eind van dit jaar geld terugkrijgt. Het laagst uitgekeerde schadebedrag is € 18 en het hoogste zo’n € 200.000. Het totale compensatiebedrag bedraagt bijna € 30 miljoen.

Bron: RTL Nieuws, 19 december 2024

 

CPB: fiscale steun schiet doel voorbij en helpt mkb nauwelijks

 

Het lage tarief in de vennootschapsbelasting (vpb) is niet geschikt om het midden- en kleinbedrijf (mkb) te ondersteunen en kan beter worden afgeschaft. De vennootschapsbelasting is de belasting die bv’s, nv’s en vergelijkbare bedrijven betalen over hun winst.

 

Volgens het Centraal Plan Bureau (CPB) sluit de regeling niet aan bij problemen van het mkb en komt het voordeel voor een groot deel terecht bij bedrijven waarvoor dit niet bedoeld is.

“Van de 3 miljard euro belastingvoordeel die het lage vpb-tarief dit jaar oplevert, belandt meer dan de helft bij andere soorten bedrijven, zoals beleggingsondernemingen en zelfstandigen zonder personeel. De regeling is dus weinig gericht en een inefficiënte manier om het mkb te stimuleren”, stellen de onderzoekers vast.

Voor winsten tot 200.000 euro bestaat een lager vpb-tarief van 19 procent, daarboven wordt 25,8 procent afgedragen. In de periode 2007 tot en met 2021 is het aantal bedrijven dat gebruikmaakt van het lage tarief verdubbeld van 200.000 naar 400.000. “Jaarlijks profiteert zo’n 25 tot 45 procent van de mkb-bedrijven echter niet van het lage vpb-tarief”, verklaart het CPB.

Afschaffen regeling

Het afschaffen van de regeling hoeft volgens het planbureau geen lastenverzwaring voor bedrijven te betekenen. “Het huidige budget kan namelijk ook op andere manieren voor het bedrijfsleven worden ingezet, zoals een lager algemeen tarief. Wanneer het doel is om specifieke economische activiteiten zoals investeringen en innovatie te bevorderen, vormen gerichte stimuleringsmaatregelen een beter alternatief.”

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Financiën. Dat moet een regeling in principe afschaffen of aanpassen als een evaluatie ongunstig uitvalt, of ten minste uitleggen waarom het die toch wil doorzetten. Het kabinet reageert voor de zomer op het oordeel van het CPB.

Bron: ANP

Ministerie van Financiën publiceert belangrijkste wijzigingen belastingen 2025

 

De Eerste Kamer heeft op 17 december jl. ingestemd met de wetsvoorstellen in het pakket Belastingplan 2025. Vooruitlopend op goedkeuring door de Koning en publicatie van de wetten, geeft het ministerie van Financiën alvast een overzicht van de belangrijkste wijzigingen in de belastingen per 2025.

 

De Belastingdienst gaat, zoals al langer bekend is, de regels tegen schijnzelfstandigheid vanaf 2025 weer volledig handhaven. Op aandringen van de Tweede Kamer worden hiervoor het komende jaar echter nog geen boetes uitgedeeld. Werkgevers kunnen een naheffing krijgen als zij zzp’ers inschakelen voor werk dat in loondienst gedaan zou moeten worden.

Door de herinvoering van een derde schijf in de inkomstenbelasting gaan alle werkenden over het eerste deel van hun inkomen (tot 38.441 euro) minder belasting betalen. Dit voordeel wordt voor de minst verdienenden overigens deels tenietgedaan door een verlaging van de algemene heffingskorting.

Het wettelijk minimumloon stijgt zoals gebruikelijk mee met de gemiddelde ontwikkeling van de cao-lonen en gaat van 13,68 euro naar 14,06 euro (bruto) per uur. Ook de aan het minimumloon gekoppelde uitkeringen, zoals de AOW en de WIA , stijgen mee.

Ondernemingen

Voor grote bedrijven komt er een versoepeling van de renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting (vpb). Bedrijven kunnen voortaan tot 24,5 procent aan rente-uitgaven aftrekken van de belastbare winst; dat was maximaal twintig procent.

De eerdere versobering van de expatregeling wordt aangepast; expats kunnen vanaf 2027 gedurende vijf jaar een onbelaste vergoeding van 27 procent van hun loon ontvangen. Ook wordt vanaf 2027 de salarisnorm verhoogd.

Een aantal versoberingen worden geheel of deels teruggedraaid, zodat ondernemers minder belasting over hun winst betalen. De mkb-winstvrijstelling gaat van 13,31 naar 12,7 procent. Het hoge tarief in box 2 gaat van 33 terug naar 31 procent.

Andere wijzigingen

De huren in de vrije sector mogen komend jaar met maximaal 4,1 procent omhoog. Voor de middenhuur geldt een maximale huurstijging van 7,7 procent.

De meeste werkende ouders krijgen een groter deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang vergoed. Ook de maximale uurprijs die vergoed wordt, gaat omhoog. Het kindgebonden budget en de kinderbijslag stijgen eveneens.
De belasting op prijzen van loterijen in het casino of andere kansspelen gaat omhoog van 30,5 naar 34,2 procent. Dit geldt alleen voor prijzen boven de 449 euro.

De wetsvoorstellen in het Belastingplan 2025 treden pas in werking als de Koning deze heeft goedgekeurd en de wet ook is gepubliceerd.

Geleidelijke handhaving schijnzelfstandigheid

 

De Belastingdienst gaat de boetes voor het inzetten van schijnzelfstandigen in 2025 uitstellen. Dit hebben zij besloten op een verzoek van de Tweede Kamer voor een geleidelijke invoering van volledige handhaving. De Belastingdienst liet dit weten in het Handhavingsplan arbeidsrelaties tranche 2025 die 18 december is gepubliceerd.

Handhaven schijnzelfstandigheid

Per 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst handhaven op schijnzelfstandigheid, zoals eerder aangekondigd. Bijna één op de zeven zzp’ers verwachtte door de handhaving van de Wet DBA opdrachten te verliezen. Daar komt de Belastingdienst nu op terug: er is besloten om volgend jaar nog met coulance te benaderen, zo licht de fiscus toe in het Handhavingsplan.

Tweede Kamer

Er komt nu een ‘zachte landing’, zoals door meerdere politieke partijen is bepleit. Er volgt nu een geleidelijke overgang naar volledige handhaving. Ga je in de fout met schijnzelfstandigen in 2025? Dan benadert de Belastingdienst het nog met coulance. Dit ligt wel anders wanneer er kwaadwillendheid is bij een organisatie, of als de Belastingdienst vóór 1 januari 2025 een aanwijzing heeft gegeven.

Mogelijke naheffingen

De Belastingdienst heeft de mogelijkheid om correctieverplichtingen en naheffingen op te leggen aan organisaties, mocht er blijken dat een zzp’er eigenlijk als werknemer werkzaam is.

Bedrijfsbezoeken

De Belastingdienst gaat onder andere doormiddel van bedrijfsbezoeken handhaven. Tijdens zo’n bezoek wijst het bestuursorgaan op mogelijke risico’s van schijnzelfstandigheid. Mocht er blijken dat er sprake is van mogelijke schijnzelfstandigheid, volgt er een boekenonderzoek. Het kan zijn dat de Belastingdienst dan een waarschuwing uitdeelt.

Na een boekenonderzoek kan de Belastingdienst een oordeel vellen over de arbeidsrelaties binnen een organisatie. Als de arbeidsrelaties onjuist zijn gekwalificeerd, kan de Belastingdienst een correctie of naheffing opleggen, zonder voorafgaande waarschuwing.

Modelovereenkomsten

Tot eind 2029 worden alle lopende, goedgekeurde modelovereenkomsten gerespecteerd. Stel dat de overeenkomst niet voldoet aan de wet- en regelgeving, of nieuwe rechterlijke uitspraken of nieuwe wetgeving, dan kan de Belastingdienst de betreffende goedkeuring van de modelovereenkomst intrekken.

Een intrekking kan plaatsvinden als blijkt dat er niet volgens de voorwaarden van de modelovereenkomst wordt gewerkt of kan worden gewerkt. Lopende goedgekeurde modelovereenkomsten bieden alleen zekerheid voor de opdrachtgever als er daadwerkelijk volgens de afspraken in de modelovereenkomst wordt gewerkt. De praktische uitvoering van de werkzaamheden is hierbij van doorslaggevend belang.

Mogelijke ondersteunende maatregelen

In het Handhavingsdocument worden verschillende ondersteunende maatregelen genoemd, waardoor je kan controleren of bepaalde werkzaamheden worden gezien als zelfstandig of als dienstverband.

Webmodule beoordeling arbeidsrelaties

Als organisatie kan je de webmodule beoordeling arbeidsrelaties gebruiken om te kijken of er sprake is van een werknemer of een zelfstandige. De webmodule is geen zekerheid, maar het kan je wel een juist beeld geven of je op de juiste route zit qua arbeidsrelaties.

Vooraf overleg

Je kan ook vooraf in gesprek gaan met de Belastingdienst, over de feitelijke kwalificatie van de arbeidsrelatie met een werknemer of opdrachtnemer.

Door deze maatregelen hoopt de Belastingdienst een soepele overgang naar volledige handhaving te realiseren en tegelijkertijd duidelijkheid te bieden aan zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers.
Bron: PWNET

Mocht je twijfelen over jouw situatie? Bel gerust Buro360 en wij kijken graag met je mee!