Het jaar 2023 was een economisch onrustig jaar. Het kabinet nam extra maatregelen om stijging van de armoede in Nederland te voorkomen, zoals het prijsplafond voor energie en verhoging van het minimumloon met 10 procent.
De inflatie was hoog, de rente steeg en de economische groei in Nederland viel vrijwel stil. De oorlog in Oekraïne leidde tot torenhoge energieprijzen. Ondanks een terugval in economische groei bleef de werkloosheid aanhoudend laag.
Sterk stijgende lonen hebben eraan bijgedragen dat de koopkracht van veel huishoudens gedurende de tweede helft van het jaar verbeterde. Het EMU-saldo is uitgekomen op -0,3 procent en de schuld op 46,5 procent bbp.
Financieel jaarverslag
Dat blijkt uit het Financieel Jaarverslag van het Rijk, dat minister Van Weyenberg van Financiën op Verantwoordingsdag naar de Tweede Kamer stuurt. “In 2023 kwamen plannen uit de ambitieuze investeringsagenda van dit kabinet verder tot besteding. Het kabinet investeerde in belangrijke maatschappelijke uitdagingen, zoals kansengelijkheid, onderwijs, klimaat en defensie”, aldus de minister. “Belemmeringen in de uitvoering kwamen onder andere door krapte in personeel. Ook liepen we tegen de grenzen aan wat betreft milieu en ruimte in ons land. Desondanks was het begrotingstekort kleiner dan verwacht, de schuld lager dan in 2022 en leverden investeringen en uitgaven resultaten op.”
Overheidsfinanciën
Het lukte in 2023 niet om al het begrote geld uit te geven, onder meer door krapte op de arbeidsmarkt. Zo is er 13 miljard euro minder uitgegeven dan verwacht, waarvan 5,8 miljard euro is doorgeschoven naar latere jaren, om de middelen alsnog te besteden waarvoor ze oorspronkelijk waren bedoeld.
De overige 7,2 miljard euro is de zogeheten onderuitputting, budget dat aan het eind van het jaar niet is uitgegeven. Dat was vooral het geval bij de investeringsbudgetten en complexe vraagstukken, zoals toeslagen, Groningen en de aanpak van de stikstofcrisis, zo meldt het verslag.
Het kabinet gaf in 2023 in totaal 5,4 miljard euro steun aan Oekraïne. Dat was bestemd voor zowel militaire en humanitaire steun aan Oekraïne als ook de opvang van Oekraïense ontheemden in Nederland.
Begrotingstekort
Het begrotingstekort kwam in 2023 veel lager uit dan verwacht. Het geraamde begrotingstekort bij de Miljoenennota 2023 was 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) en is uitgekomen op 0,3 procent.
Dit heeft meerdere oorzaken, aldus het kabinet. Zo waren de gerealiseerde inkomsten in 2023 ruim hoger (19,1 miljard euro) dan de raming uit de Miljoenennota 2023. Dit komt door beleidsmatige wijzigingen, zoals het terugdraaien van de verlaging van de energiebelasting om de kosten van het prijsplafond te dekken en door meevallende economische ontwikkelingen als hogere lonen en winsten die doorwerken op de belastinginkomsten.
Een tweede oorzaak is de onderuitputting en verder hadden ook decentrale overheden in 2023 een overschot en uitgaven die werden toegerekend aan een ander begrotingsjaar. Daartegenover waren er ook extra uitgaven zoals asiel, rente en het prijsplafond energie.
De EMU-schuld in 2023 was 480,7 miljard euro, ofwel 46,5 procent van het bbp. De schuld viel hiermee lager uit dan verwacht bij de Miljoenennota 2023 (49,5 procent van het bbp). De schuld viel ook lager uit dan in de afgelopen jaren, namelijk 51,0 procent in 2022 en 52,1 procent in 2021. In 2023 bleef de Nederlandse overheidsschuld onder de Europese grenswaarde van 60 procent van het bbp.
Financieel beheer
Het financieel management van het Rijk stond het afgelopen jaar in het teken van verbetering van het financieel beheer, de afhandeling van corona- en energiesteun-maatregelen uit voorgaande jaren en de hulp aan Oekraïne.
Volgens de Algemene Rekenkamer was het niveau van rechtmatigheid van de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in 2023 respectievelijk 98,9 procent, 99,6 procent en 99,9 procent. Ten opzichte van de afgelopen jaren is dit een verdere verbetering. Dit komt vooral door de extra inzet van de departementen. Ook zijn procedures rond het tijdig en juist informeren van het parlement beter gevolgd.
In 2023 is het aantal onvolkomenheden gedaald van 44 naar 36. De departementen hebben samen met de Taskforce Verbetering Financieel Beheer hard gewerkt aan verbetering. Bij het inkoopbeheer worden nog te veel fouten gemaakt bij complexe aanbestedingen.
Over het algemeen gaat het de goede kant op met het financieel beheer. Ook komend jaar blijft het kabinet aandacht houden voor het verder verbeteren en versterken van het Rijksbrede financieel beheer, zo wordt gesteld.
Minder begrotingsaanpassingen
Op verzoek van de Tweede Kamer is het aantal tussentijdse begrotingsaanpassingen fors gedaald. Het afgelopen jaar zijn in totaal 8 Incidentele suppletoire begrotingen (ISB’s) ingediend, ten opzichte van 51 in 2022. Zo ging het bij de uitgaven om 2 miljard euro in 2023 ten opzichte van 18,6 miljard euro in 2022. Deze ISB’s hadden vooral te maken met Oekraïne, energiecompensatie en corona.
In 2023 is het kabinet gestart met een pilot om het aantal ISB’s verder te beperken. Hiervoor is een extra begrotingsmoment rond Prinsjesdag ingevoerd. De periode tussen de eerste (Voorjaarsnota) en de tweede suppletoire begroting (Najaarsnota) wordt hiermee overbrugd. Het kabinet komt naar verwachting voor de zomer met plannen om het begrotingsproces verder te verbeteren.
Verantwoordingsdag
Tweede Kamer-voorzitter Martin Bosma heeft op Verantwoordingsdag het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2023 en de departementale jaarverslagen in ontvangst genomen, uit handen van demissionair minister Van Weyenberg van Financiën. De president van de Algemene Rekenkamer, Pieter Duisenberg, bood daarna de rapporten aan waarin de Rekenkamer het regeringsbeleid van het afgelopen jaar beoordeelt.
De Tweede Kamer debatteert de komende tijd over de verslagen van de departementen en de rekenkamer. Dit gebeurt plenair en in de verschillende commissies. Het plenaire Verantwoordingsdebat is gepland op 29 mei aanstaande.
In de periode tot aan het zomerreces zullen de vaste Kamercommissies over de afzonderlijke jaarverslagen debatteren met de betreffende bewindspersonen.
Bron: Rijksoverheid/Tweede Kamer