Zzp, ja of nee? Voorbeelden uit de praktijk: wel of geen loondienst?

 

Zzp, ja of nee? Om je een idee te geven wanneer sprake is van loondienst of een zzp’er, is op rijksvoverheid.nl een aantal voorbeelden gepubliceerd. Vier voorbeelden op een rij.

Het is niet voor iedereen altijd duidelijk of sprake is van loondienst of zzp. Dit kan per situatie verschillen en hangt af van hoe in de praktijk wordt gewerkt. Er zijn meerdere kenmerken die van belang zijn. Om je een idee te geven wanneer sprake is van loondienst of zzp, vind je op rijksoverheid.nl een publicatie met een voorbeelden per sector. Hierna vind je vier voorbeelden: zorg, bouw, schilder, interim-manager.

Zorg

Een zorgverlener werkt voor een ziekenhuis. De zorgverlener bepaalt zelf het tarief en heeft aansprakelijkheidsverzekeringen.
Het ziekenhuis bepaalt het werk dat de medewerker verricht. Het gaat om zorgwerkzaamheden die veel voorkomen in ziekenhuizen. Werknemers doen het werk ook.
Het ziekenhuis heeft inspraak in de manier waarop de patiënten worden verzorgd. Ook gelden strenge algemene protocollen/instructies. Onderdeel daarvan is dat de medewerker niet zijn eigen materialen mag gebruiken. Ook zijn er aanwijzingen over hoe de medewerker zich binnen de organisatie moet presenteren en moet gedragen. De werkende heeft inspraak op zijn werktijden.
Op basis van de informatie: 
Er is sprake is van ‘werken onder gezag’. Er zijn strenge protocollen en instructies. De activiteiten zijn structurele werkzaamheden voor een ziekenhuis en worden ook door werknemers verricht.
Ook zijn er regels bij de ziekenhuizen waar de werkende zich aan moet houden. Er is nauwelijks sprake van werken voor eigen rekening en risico.
Zzp, ja of nee? 
Nee, er is sprake van een arbeidsovereenkomst.

Bouw

Een bouwbedrijf heeft een zzp’er benaderd om 2 dagen in de week mee te draaien op lopende bouwprojecten.
De zzp’er krijgt de opdracht keukens te installeren in een nieuw huizenproject. Dit duurt ongeveer 2 maanden. De zzp’er doet dit alleen en is zelf verantwoordelijk dat het op tijd af is. Hij werkt met zijn eigen bus en eigen gereedschap. Het bouwbedrijf koopt de bouwmaterialen in.
De zzp’er bepaalt zelf zijn eigen werktijden. Hij laat het bouwbedrijf wel weten wanneer hij aanwezig is.
De zzp’er stuurt maandelijks facturen met alleen zijn daadwerkelijk gewerkte uren.
Als de keukens niet goed worden geïnstalleerd, moet de zzp’er dit op eigen kosten herstellen. Ook als de zzp’er tijdens het werk schade veroorzaakt, moet de zzp’er de kosten van de schade vergoeden.
De zzp’er heeft een aansprakelijkheidsverzekering.
De zzp’er staat bij de Belastingdienst al enkele jaren bekend als ondernemer voor de omzetbelasting en inkomstenbelasting.
Op basis van de informatie: 
Er is beperkt sprake van aansturing door het bouwbedrijf. Het betreft structureel werk, er zijn werknemers die hetzelfde werk doen.
Er is ook duidelijk sprake van werken voor eigen rekening en risico. De zzp’er is zelf verantwoordelijk voor de opdracht, de zzp’er loopt risico als hij niet werkt of het afgesproken resultaat niet haalt, hij moet op eigen kosten werk herstellen en indien van toepassing schade vergoeden. Hij werkt met eigen gereedschap. De zzp’er werkt onder eigen naam en het betreft een opdracht van korte duur.
Zzp ja of nee? 
Ja, er is meer sprake van werken voor eigen rekening en risico dan aansturing en gezag. Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst.

Schilder

Een schilder wordt gevraagd om een schildersbedrijf te helpen. De schilder wordt toegevoegd aan een team van schilders in loondienst dat met een grote schilderopdracht bezig is.
De schilder is gevraagd voor het team vanwege specifieke kennis en vaardigheden met betrekking tot het schilderen en restaureren van oudere gebouwen en in het bij zonder de restauratie van de plafondornamenten. Als het de schilder niet lukt de plafondornamenten in goede staat op te leveren, krijgt de schilder niet betaald. Om betaald te krijgen, moet de schilder in dat geval op eigen kosten het werk opnieuw doen.
Alle schilders werken samen in een team, maar deze schilder is vanwege zijn specifieke expertise verantwoordelijk voor een specifiek onderdeel (de ornamenten). De schilder krijgt voor een gedeelte van de werkzaamheden dezelfde instructies als het team waar de schilder zich in bevindt, maar voor de ornamenten veel vrijheid.
De schilder heeft geen functioneringsgesprekken en neemt eigen gereedschappen en materialen mee (specifiek geschikt voor ornamenten).
Verder heeft de schilder een groot aantal opdrachtgevers en een eigen website. Ook gebruikt hij een eigen busje waar zijn naam en het logo van zijn bedrijf op staat.
De schilder staat ingeschreven bij de KvK, is btw-ondernemer en heeft al jaren recht op de zelfstandigenaftrek.
Op basis van de informatie: 
Er is wel sprake van aansturing door het schildersbedrijf, en het schilderwerk hoort tot het basiswerk van het schildersbedrijf. Er kunnen instructies worden gegeven over de manier waarop het werk gedaan moet worden, maar voor de werkzaamheden aan de ornamenten geniet de schilder veel autonomie. Er is geen sprake van toezicht zoals functioneringsgesprekken.
Er is ook nadrukkelijk sprake van werken voor eigen rekening en risico (de schilder is verantwoordelijk voor het op te leveren resultaat en loopt financiële risico’s, beschikt over specifieke vaardigheden, gebruikt eigen gereedschap en materialen en de opdracht is van korte duur).
Ook heeft de schilder een eigen website en presenteert hij zich als ondernemer.
Zzp, ja of nee? 
Ja, er is meer sprake van werken voor eigen rekening en risico dan aansturing en gezag. Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst.

Interim-manager

Een interim-manager laat zich inhuren ter vervanging van de zieke manager in loondienst bij de werkgever. De interim-manager is ervaren en kan daardoor snel inspringen. De interim- manager is personeelsverantwoordelijk voor ca. 25 fte. De cultuur van het bedrijf is om managers relatief vrij te laten en autonoom te laten werken zolang productie op peil blijft, maar het bedrijf kan wel instructies geven. De interim-manager houdt zich aan de kaders van de organisatie en opereert daarbinnen. De interim-manager heeft hiermee doorgaans 2 of 3 fulltime klussen per jaar voor enkele maanden per opdracht.
Op basis van de informatie: 
Er is sprake van aansturing. Anderen zijn namelijk wel bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven waar de manager zich aan moet houden. Daarbij is er sprake van structureel werk, en het werk wordt ook door managers in loondienst gedaan. Ook is er sprake van een organisatorisch kader waar de manager zich aan moet houden. De omstandigheden die wijzen op ‘aansturing en gezag’ zijn dusdanig beperkt aanwezig dat geen sprake is van werken in loondienst.
Zzp, ja of nee? 
Nee, er is sprake van een arbeidsovereenkomst met het bedrijf voor de duur van de opdracht. Er is meer sprake van aansturing en gezag dan het werken voor eigen rekening en risico.

Een op zeven zzp’ers raakt opdrachtgevers kwijt door wet DBA

 

Bijna een op de zeven zzp’ers verwacht opdrachtgevers kwijt te raken door de handhaving van de wet DBA vanaf 2025. Een op de twaalf zelfstandig ondernemers verwacht om deze reden zelfs te stoppen.

Dat blijkt uit onderzoek van Boekhouder.nl onder vierhonderd zzp’ers.

Per 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst volledig handhaven op schijnzelfstandigheid. Opdrachtgevers die zzp’ers inhuren zonder dat zij in de praktijk zelfstandig kunnen werken, kunnen hiervoor worden beboet. Volgens het onderzoek vreest ruim dertien procent van de zzp’ers om deze reden opdrachten kwijt te raken.

Bijna zes procent van de zzp’ers overweegt hierdoor te stoppen en bijna drie procent weet dit zelfs al zeker. Daar staat tegenover dat ruim een kwart verwacht dat de nieuwe strengere handhaving waarschijnlijk geen invloed op het voortbestaan van hun ondernemerschap zal hebben. Tweederde van de respondenten geeft aan ‘op zeker’ gewoon door te gaan als zzp’er.

Wet DBA

De wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie) maakt werkgever en werknemer samen verantwoordelijk voor afspraken over en de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie.  Een zzp’er kan als schijnzelfstandige worden beschouwd wanneer hij of zij in de praktijk werkt onder dezelfde voorwaarden als een gewone werknemer.

Als de Belastingdienst oordeelt dat feitelijk sprake is van een dienstverband, moet de opdrachtgever met terugwerkende kracht loonbelasting en sociale premies betalen en mogelijk een boete.

Momenteel geldt nog een ‘handhavingsmoratorium’, waarbij de Belastingdienst bij gevallen van schijnzelfstandigheid geen naheffingsaanslag of boete oplegt. Maar vanaf 1 januari 2025 geldt dat handhavingsmoratorium niet meer. Een en ander zorgt voor veel onrust bij zowel zzp’ers als hun opdrachtgevers.

Tijdelijke subsidie om werknemers meer uren te laten werken

 

Werkgevers- en werknemersorganisaties, brancheorganisaties en O&O-fondsen kunnen van 13 januari tot en met 14 februari 2025 subsidie aanvragen voor projecten om werknemers meer uren te laten werken.

Dat staat in de subsidieregeling Meer uren werkt (Tijdelijke subsidieregeling onderzoek interventies ter uitbreiding arbeidstijd), die op 13 november is gepubliceerd. Met de tijdelijke subsidie wil het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid urenuitbreiding stimuleren voor werknemers die dat willen en kunnen.

Zo kan een bijdrage worden geleverd aan het oplossen van de arbeidsmarktkrapte, maar ook aan een betere werk-privébalans en aan de verbetering van de economische zelfstandigheid van werknemers die in deeltijd werken, aldus de Rijksoverheid.

De regeling is onderdeel van het Nationaal Groeifondsprogramma Meer uren werkt!, waarin SZW en de Universiteit Utrecht samenwerken. Het programma richt zich op (onderzoek naar) interventies die urenuitbreiding faciliteren en de opschaling van bewezen interventies naar de gehele arbeidsmarkt.

Interventies

De subsidieregeling bevat in het eerste aanvraagtijdvak zeven interventies. Vijf daarvan zijn specifiek gericht op werknemers die in deeltijd werken in de sectoren zorg en welzijn, kinderopvang en onderwijs. Hier gaat het om alternatieve roostersessies, het herstructureren van taken, het goede gesprek, combinatiebanen, en mantelzorgvriendelijke organisaties. De overige twee interventies hebben betrekking op werknemers in alle arbeidsmarktsectoren en omvatten het stimuleren van oudervriendelijke organisaties en het bieden van financieel inzicht.

Voor het uitvoeren van een interventie zijn deelnemende organisaties, een hoofdaanvrager en een interventiepartner nodig. Brancheorganisaties, O&O-fondsen en werkgevers- en werknemersorganisaties kunnen optreden als hoofdaanvrager.

Een samenwerkingsverband bestaat in ieder geval uit een hoofdaanvrager en een interventiepartner. Alleen een samenwerkingsverband kan een aanvraag doen voor de subsidie. Voor alle interventies moet een aparte aanvraag worden ingediend.

Aanvragen in januari en februari

Van 13 januari 2025, 9.00 uur tot en met vrijdag 14 februari 2025, 17.00 uur kan de subsidie aangevraagd worden via het subsidieportaal van Uitvoering Van Beleid (UVB) (klik hier).
Voor de subsidieregeling is in dit eerste aanvraagtijdvak 6,6 miljoen euro beschikbaar, voor de uitvoering van de zeven interventies. Het programma Meer uren werkt!, inclusief opschalingsfase, loopt van 2024 tot en met 2033.

Rechtbank oordeelt dat belastingrente van 8% moet worden verlaagd naar 4%

 

Rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 november 2024 uitspraak gedaan in een zaak van Meijburg & Co over de belastingrente die is berekend op een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2021. Het rentepercentage bedroeg 8%. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hoogte van deze rente in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en moet worden gesteld op 4%. Dat percentage was in die jaren van toepassing op de andere belastingmiddelen, zoals de inkomstenbelasting.

Deze uitspraak is relevant voor alle belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting die belastingrente berekend hebben gekregen op hun aanslag.

Achtergrond

Belastingrente is verschuldigd indien niet tijdig een aanslag is aangevraagd of aangifte is ingediend en er een bedrag aan belasting moet worden betaald. Tot voor kort gold voor de belastingrente in de vennootschapsbelasting het minimum van 8%. Dit tarief is zo hoog, omdat dit was gekoppeld aan de wettelijke rente voor handelstransacties. Sinds 1 januari 2024 is dat zelfs verhoogd naar 10%. Er is altijd veel kritiek geuit op de hoogte van dit percentage, omdat dit percentage niet marktconform is, omdat het percentage voor andere belastingmiddelen veel lager is en omdat het hoge tarief vooral een budgettair doel leek te hebben.

Het idee achter dit hoge percentage is dat het belastingplichtige zou moeten stimuleren om tijdig aangifte te doen of een voorlopige aanslag aan te vragen, zodat de te betalen belasting al snel na afloop van het boekjaar wordt betaald. Alleen als binnen vier maanden na afloop van het boekjaar een aanslag wordt aangevraagd naar precies het juiste bedrag van de belastbare winst, wordt geen belastingrente in rekening gebracht. In de praktijk blijkt dit niet eenvoudig, omdat het bepalen van de belastingpositie complex is. Veel belastingplichtigen worden dan ook geconfronteerd met hoge bedragen aan belastingrente.

Exceptieve toetsing

Tot aan de coronacrisis was het percentage belastingrente opgenomen in de wet. Bepalingen die in de wet staan, mogen vanwege het toetsingsverbod, niet worden getoetst aan de algemene rechtsbeginselen. Tijdens de corona crisis wilde de wetgever echter de mogelijkheid hebben om dit rentepercentage snel aan te kunnen passen en daarom is het percentage van de belastingrente overgebracht naar het Besluit Belasting- en invorderingsrente. Een dergelijk besluit kan wel worden getoetst aan de algemene rechtsbeginselen, waaronder het evenredigheidsbeginsel. Dit heet exceptieve toetsing en dat heeft Rechtbank Noord-Nederland ook gedaan.

Uitspraak

De rechtbank heeft geoordeeld dat dit Besluit Belasting- en invorderingsrente onverbindend moet worden verklaard, omdat de regelgever het tarief van de belastingrente in de vennootschapsbelasting in redelijkheid niet kon koppelen aan de wettelijke rente voor handelstransacties (met de ondergrens van 8%). Die rente is namelijk bedoeld voor handelsvorderingen. De rechtbank oordeelt dat een nog niet geformaliseerde belastingschuld geen handelsvordering is.

De rechtbank geeft in de uitspraak voorts aan dat zij moeite heeft om te achterhalen welk doel de besluit/wetgever met die hoge tarief precies voor ogen heeft gehad. Uit de eerdere totstandkomingsgeschiedenis is opgenomen dat de belastingrenteregeling is gebaseerd op de regeling van de verzuimrente in het bestuursrecht, waardoor het hoge percentage geoorloofd zou zijn. Die verzuimrenteregeling ziet echter op een betalingsverzuim, terwijl de belastingrente wordt berekend bij een aangifteverzuim. De rechtbank vindt dit dus geen rechtvaardiging voor het hanteren van dit hoge percentage. De rechtbank oordeelt dat bij de afweging van de betrokken belangen, de regelgever dus niet in redelijkheid tot deze 8% heeft kunnen komen. De aanzienlijke nadelige gevolgen zijn onevenredig in verhouding tot de met de regel te dienen, onduidelijke doelen. Daarom moet volgens de rechtbank de belastingrente worden berekend met in achtneming van het tarief van 4%.

Het is waarschijnlijk dat de Belastingdienst in hoger beroep gaat of wellicht in sprongcassatie bij de Hoge Raad gaat.

Effectief geldt dit voor de belastingrente die vanaf 1 januari 2022 is berekend.
KPMG Meijburg & Co raad aan om bezwaar te maken tegen de beschikking belastingrente die op de aanslag staat. In geval van een definitieve aanslag, moet dit binnen zes weken na dagtekening van de aanslag.
Betreft het een beschikking belastingrente op een voorlopige aanslag, dan moet eerst een verzoek om herziening van die belastingrente worden gedaan. Dit verzoek om herziening kan worden gedaan tot zes weken na de dag van dagtekening van de definitieve aanslag over dat jaar.

Ontvang je van de Belastingdienst een definitieve of voorlopige aanslag Vennootschapsbelasting? Graag zouden we deze van je krijgen, dit mag je langsbrengen of mailen naar jesse@b360.nl  

Bijna helft van zzp’ers heeft ‘pensioenspijt’

 

Bijna de helft (44 procent) van de zzp’ers heeft spijt dat ze niet eerder zijn begonnen met pensioenopbouw. Twee derde (64 procent) heeft het gevoel dat hun pensioen niet goed is geregeld.

Ondanks verbeterde mogelijkheden voor zzp’ers om hun pensioen goed te regelen, geven veel zelfstandigen aan dat pensioenopbouw vaak niet de prioriteit krijgt die het verdient. Dat blijkt uit onderzoek van zzp-bank Knab.

Late start

De ‘pensioenspijt’ is vooral sterk onder zelfstandigen die pas na hun dertigste zijn begonnen met pensioen op te bouwen. Gemiddeld beginnen zzp’ers op hun 31ste met pensioenopbouw.
Van de zzp’ers die er na hun dertigste mee beginnen, heeft 60 procent spijt dat zij niet eerder actie hebben ondernomen. Onder zzp’ers die vóór hun dertigste begonnen, ervaart nog geen 30 procent pensioenspijt.

Fiscale regelingen

Vooral zelfstandigen met een lager inkomen voelen dat ze er niet goed voor staan. Van de zzp’ers die maandelijks minder dan € 2.000 te besteden hebben, is slechts 25 procent tevreden met hoe ze hun pensioen hebben geregeld. Onder zzp’ers die meer dan € 4.000 per maand kunnen besteden, is 52 procent blij met hoe ze het hebben geregeld.

Veel zzp’ers maken nog onvoldoende gebruik van fiscale regelingen die kunnen helpen om pensioen op te bouwen, stelt het onderzoek. Minder dan de helft (48 procent) van de zelfstandigen is bekend met het begrip ‘jaarruimte’ en de belastingvoordelen die pensioenproducten zoals lijfrente kunnen bieden.

Brief Belastingdienst rechtsherstel box 3

 

Vanaf 15 oktober 2024 heeft de Belastingdienst brieven verstuurd aan mensen die in aanmerking komen voor het aanvullend rechtsherstel in box 3. Indien je deze brief hebt gekregen of nog krijgt zouden wij je graag vragen deze brief naar ons te mailen of langs te brengen. Via de e-mail mag dit naar info@b360.nl

Fiets van de zaak

 

Sinds 1 januari 2020 kunnen ondernemers en werknemers eenvoudiger een fiets, elektrische fiets of speedpedelec van de zaak gebruiken voor privédoeleinden.

Fiets van de zaak: hoe werkt het?

Een fiets van de zaak maakt het mogelijk om een (elektrische) fiets of een speedpedelec te gebruiken voor woon-werkverkeer. De werknemer hoeft dan niet zelf een fiets te kopen. Hij of zij mag de fiets van de zaak fiscaal gezien onbeperkt privé gebruiken. Dus ook voor een fietstochtje, de boodschappen of het wegbrengen van de kinderen.

Wat kost een fiets van de zaak?

De werkgever betaalt de fiets en meestal ook de kosten voor onderhoud en reparatie. Wel krijgt de werknemer te maken met een bijtelling bij het salaris. Uiteindelijk betaalt de werknemer daardoor enkele euro’s per maand extra belasting.

Hoe werkt de bijtelling?

Wie een fiets van de zaak privé gebruikt, heeft daar voordeel van. Over de waarde van dit voordeel (de bijtelling) betaalt hij of zij loonbelasting. De bijtelling is 7% over de consumentenadviesprijs van de fiets en accessoires (inclusief btw) per jaar. De werkgever telt dit bedrag op bij het salaris. Hierover betaalt de werknemer dan maandelijks belasting.

Rekenvoorbeeld


Bron: Rijksoverheid

Eigen bijdrage

De werkgever kan de werknemer om een maandelijkse eigen bijdrage vragen. Dit bedrag gaat dan van de bijtelling af. De werknemer ziet dit terug op zijn of haar loonstrookje.

Werkgever vergoedt soms bijtelling

De werkgever mag er ook voor kiezen de bijtelling voor zijn rekening te nemen. Dat kan door gebruik te maken van de vrije ruimte in de werkkostenregeling. In dat geval hoeft de werknemer helemaal geen belasting te betalen.

Geen of minder reiskostenvergoeding

Maakt de werknemer gebruik van een fiets van de zaak? Dan kan het zijn dat hij of zij bepaalde reiskostenvergoedingen niet meer krijgt van de werkgever. Bijvoorbeeld een kilometervergoeding. Daar staat tegenover dat de werknemer ook minder of geen reiskosten meer maakt. De werkgever bepaalt welke reiskosten al dan niet vergoed worden.

Bron: Rijksoverheid

Qredits lanceert duurzaamheidslening voor mkb

 

Qredits gaat ondernemers helpen met het verduurzamen van hun bedrijf. Vanaf 1 oktober biedt de stichting een duurzaamheidslening aan van maximaal € 50.000 tegen een rente van 4,95 procent, voor mkb-ondernemers die willen investeren in energieopwekking en/of besparing.

De MKB Duurzaamheidslening wordt mede mogelijk gemaakt door het ministerie van Economische Zaken en met funding van ASN Bank en BNP Paribas. Zo willen die partijen mkb-ondernemers helpen het energieverbruik in hun bedrijf te verminderen.

Bijna twee derde van de ondernemers in het kleinbedrijf wil investeren in verduurzaming, maar kan dit niet zelf betalen, blijkt uit onderzoek (klik hier voor het onderzoek). De duurzaamheidslening moet daarbij helpen.
Qredits start met het verstrekken van duurzaamheidsleningen in heel Nederland en op de BES-eilanden. Het ministerie van Economische Zaken stelt voor de doelgroep rentesubsidie beschikbaar, waardoor ondernemers tegen lagere lasten toch kunnen verduurzamen.

Buiten de besparingsplicht

De nieuwe duurzaamheidslening kan gebruikt worden voor investeringen waarmee duurzame energie wordt opgewekt of opgeslagen. Maar ook voor investeringen die leiden tot besparing van energiegebruik, of tot reductie van fossiele brandstoffen.

Bedrijven met een jaarlijks energiegebruik van minder dan 50.000KWh en/of gasverbruik van minder dan 25.000m3, die niet onder de energiebesparingsplicht vallen, komen in aanmerking voor de MKB Duurzaamheidslening.

Stimulans

Het ministerie van Economische Zaken verstrekt een rentesubsidie van tien miljoen euro vanuit het Klimaatfonds, tot eind 2026. Hiermee is het mogelijk om ongeveer 1.750 ondernemers te helpen met hun verduurzamingsplannen.

De overheid ziet de rentesubsidie als stimulans voor ondernemers die niet vallen onder de energiebesparingsplicht. “Als overheid vinden wij het belangrijk om ondernemers te ondersteunen in duurzame investeringen”, licht minister Beljaarts van EZ toe.

ASN Bank stelt specifieke duurzaamheidsfunding voor een bedrag van vijftien miljoen euro beschikbaar aan Qredits, waarmee de stichting vanaf 1 oktober kan starten met het verstrekken van duurzaamheidsleningen.

Mkb-ondernemers kunnen informatie over de nieuwe duurzaamheidslening vinden op de website van Qredits (klik hier). De stichting zonder winstoogmerk is de grootste niet-bancaire financier voor ondernemers in Nederland

Tweede Kamer wil zachtere landing bij opheffen handhavingsmoratorium

 

De Tweede Kamer heeft 1 oktober voor een motie gestemd over het wijzigen van  de handhavingsstrategie ten behoeve van een zachtere landing bij het opheffen van het handhavingsmoratorium.

Volgens de indieners van de motie is er veel onduidelijkheid en onrust onder zzp’ers en opdrachtgevers, waardoor veel opdrachtgevers preventief afzien van samenwerking met zzp’ers, terwijl dat wettelijk gezien niet nodig is. De motie verzoekt de regering de handhavingsstrategie zo te wijzigen door voorlopig, voor in ieder geval één jaar, risicogericht te gaan handhaven, met de focus op probleemgevallen zoals gedwongen zelfstandigheid, onderbetaling, evidente schijnzelfstandigen en arbeidsmigratieconstructies.

Ook de volgende moties zijn aangenomen

  • Motie over voor 1 november 2024 een duidelijk afwegingskader voor handhaving publiceren op de website van de Belastingdienst
  • Motie over in de handhaving coulant omgaan met onbewust onbekwame zelfstandigen en niet direct overgaan tot het opleggen van boetes
  • Motie over verkennen hoe de agrarische sector kan worden uitgezonderd van de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
  • Motie over ervoor zorgen dat per 1 januari 2025 geen schijnzelfstandigen meer werkzaam zijn binnen de rijksdienst
  • Motie over vooroverleg over beoordeling van arbeidsrelaties faciliteren en reeds goedgekeurde modelovereenkomsten effectief van kracht laten blijven

Bron: Tweede Kamer, 1 oktober 2024

‘In privé gekocht’ vastgoed kan toch in btw-sfeer vallen

 

Stelt een btw-ondernemer vastgoed in privé te hebben gekocht, maar doet hij met betrekking tot dit vastgoed meer dan normaal vermogensbeheer? Dan is het vastgoed toch ondernemingsvermogen voor de omzetbelasting.

De Rechtbank Noord-Holland heeft op 8 mei 2024 geoordeeld dat de eiser bij de levering van twee bouwkavels heeft gehandeld als ondernemer voor de omzetbelasting. Een man is sinds 2003 geregistreerd als ondernemer voor de verhuur van onroerend goed. In 2007 heeft de man een landgoed gekocht. Na het uitvoeren van verbouwingen en restauraties heeft de man arbeiderswoningen gesloopt en vier bouwkavels gerealiseerd. In 2019 levert hij de eerste twee kavels en voldoet hij de omzetbelasting. De man meent echter dat de voldoening van de omzetbelasting onterecht is. Hij stelt dat hij de transacties en handelingen met betrekking tot het landgoed als privépersoon heeft gehandeld. Volgens de man heeft hij enkel zijn eigendomsrecht uitgeoefend. De verkoop van het bewerkte landgoed was een incidentele handeling. Daarnaast stelt de man geen voorbelasting te hebben afgetrokken.

Meer dan normaal vermogensbeheer

De Belastingdienst ziet de man echter als ondernemer, gezien de actieve stappen die hij ondernam. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat ondernemerschap voor de omzetbelasting inhoudt dat men zelfstandig een bedrijf uitoefent of een vermogensbestanddeel exploiteert met het oog op duurzame opbrengst. De activiteiten van de man, waaronder het slopen van woningen, het verbeteren van de toegangsweg en het mogelijk maken van woningbouw, gingen verder dan normaal beheer van privévermogen. De man heeft dus gehandeld als ondernemer voor de omzetbelasting. Dat hij geen voorbelasting heeft afgetrokken, is niet bepalend voor het ondernemerschap bij de levering van de kavels.

Wet: art. 15, eerste lid, onderdeel a WBRV en art. 7, tweede lid en 11, eerste lid, onderdeel a Wet OB 1968
Bron: rechtbank Noord-Holland 8 mei 2024 (gepubliceerd 30 september 2024), ECLI:NL:RBNHO:2024:8999, AWB 21/6251