Gebruikelijk loon dga niet verlaagd ondanks deeltijdwerk

 

Dat een dga werkzaamheden in deeltijd werk verricht voor zijn bv, rechtvaardigt geen tijdsevenredige toepassing van het gebruikelijk loon.

 

Voorbeeld

Een vrouw, woonachtig in Nederland, is enig aandeelhouder en bestuurder van een bv die zich bezighoudt met de verkoop van rubberproducten. Daarnaast drijft zij een eenmanszaak met een vaste inrichting in Duitsland. De eenmanszaak verkoopt rubberproducten waarvoor een andere regeling geldt dan de rubberproducten die de bv verkoopt. De echtgenoot van de vrouw drijft eveneens een eenmanszaak in Duitsland. Daarnaast is ook hij in dienstbetrekking bij de bv van zijn echtgenote. De echtgenoten geven in hun aangiften IB/PVV over de jaren 2012 tot en met 2014 lagere lonen op dan het fiscale normbedrag van de gebruikelijkloonregeling. De inspecteur verhoogt deze lonen naar het normbedrag en legt het echtpaar navorderingsaanslagen op. De vrouw betwist de juistheid van deze correcties. De zaak belandt voor hof Den Bosch.

Lager gebruikelijk loon niet aannemelijk gemaakt

Voor het hof stelt de vrouw dat haar werkzaamheden vergelijkbaar zijn met die van een secretaresse, waarvoor een lager loon gebruikelijk zou zijn. Maar het hof vindt deze stelling niet aannemelijk. De vrouw maakt evenmin aannemelijk dat zij haar werkzaamheden in deeltijd heeft uitgevoerd. Bovendien merkt het hof op dat het normbedrag niet tijdsevenredig wordt toegepast bij deeltijdfuncties. Daarnaast is niet bewezen dat de bv in een structurele verliessituatie verkeerde, waardoor een lager loon gerechtvaardigd zou zijn.

Vertrouwensbeginsel niet geschonden

De vrouw doet nog een beroep op het vertrouwensbeginsel, maar ook dat slaagt niet. De inspecteur heeft in een brief alleen het voornemen tot correctie van het loon van de echtgenoot kenbaar gemaakt. Hieruit valt niet af te leiden dat de fiscus het loon van de vrouw niet zou corrigeren. Het hof verklaart het hoger beroep van de vrouw ongegrond.
Wet: art. 12a Wet LB

Restaurantgedeelte pand is verplicht ondernemingsvermogen

 

Een zelfstandig te exploiteren restaurantgedeelte van een pand vormt verplicht ondernemingsvermogen.

 

Voorbeeld

Een echtpaar werkt samen met hun zoon en de zus van de echtgenote in een vof. Het echtpaar heeft de eigendom van een pand waarin de vof een restaurant exploiteert. De echtgenoten hebben dit pand niet ingebracht in de vof, maar verhuren het pand aan de vof. De echtgenoten stellen dat het pand keuzevermogen is en willen het restaurantgedeelte als privévermogen etiketteren. Maar de Belastingdienst meent dat het restaurantgedeelte verplicht ondernemingsvermogen is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het daarmee eens. Beide gedeelten van het pand beschikken over de benodigde voorzieningen om zelfstandig te functioneren en zijn afzonderlijk afsluitbaar. Het restaurantgedeelte van het pand is zelfstandig rendabel te maken. Daarom moet het worden geëtiketteerd als verplicht buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen. Dat het pand niet juridisch splitsbaar is, maakt dat niet anders.

Wet: art. 16, eerste lid AWR en 30f tot en met 30k AWR en art. 3.8 Wet IB 2001

Onverzekerde schade bij zakelijk gebruik van privé-auto

 

Een klant gebruikt zijn privé-auto en aanhangwagen voor zakelijke doeleinden en declareert alle zakelijke kilometers bij zijn bedrijf. Onlangs reed hij met zijn auto en aanhangwagen, die all-risk verzekerd is, een parkeergarage in om de oorzaak van een lekkage te onderzoeken. Helaas bleek dat de veroorzaakte schade niet verzekerd was.

Veel mensen zijn zich er niet van bewust dat schade niet altijd gedekt is onder bepaalde omstandigheden. In dit geval ontving hij de volgende bepaling van verzekeraar Interpolis:

“De schade is helaas niet verzekerd. U reed met uw auto en aanhangwagen een parkeergarage in om de oorzaak van een lekkage te onderzoeken. In artikel 1.16 van uw polisvoorwaarden PAV-RV-61-232 staat vermeld dat schade niet verzekerd is als de auto zakelijk wordt gebruikt met winstoogmerk. Wij vergoeden de nota’s daarom niet.”

Deze situatie benadrukt het belang van het goed begrijpen van de polisvoorwaarden en de beperkingen van verzekeringen bij zakelijk gebruik van privé-voertuigen. Het is essentieel om te weten onder welke omstandigheden schade wel of niet gedekt is om onaangename verrassingen te voorkomen.

Zakelijke auto goedkoop doorverkopen aan de dga? Hof zegt nee

 

Een belastingadviseur en AA-accountant verkocht zichzelf via zijn holding een luxe auto. De fiscus zag dit echter als misbruik van recht en legde een flinke naheffing op. In hoger beroep deed de meervoudige belastingkamer onlangs uitspraak.

 

Stel, jouw holding koopt in Duitsland een Audi RS5 cabriolet voor een bedrag van € 48.319. Wegens schade kan er niet met de auto worden gereden. Na twee maanden is de schade hersteld voor € 22.903 (inclusief € 3.974 omzetbelasting). Inclusief BPM komt de Audi op € 82.888 (exl. Omzetbelasting). De holding trekt in het bewuste kwartaal € 10.147 als voorbelasting af. Twee maanden later wordt de herstelde (zakelijke) Audi aan de eigenaar van de holding verkocht voor €15.000. Het waardeverschil, zo’n €60.000, wordt gezien als een verkapte dividenduitkering. Hoe denk je dat de belastinginspecteur hierop zal reageren?

Naheffing

Nou, dat bleek onlangs in de rechtszaal. De inspecteur legde een naheffingsaanslag omzetbelasting op van € 12.251, een vergrijpboete van € 6.125 en € 2.304 aan belastingrente. De zaak loopt al een tijd. De feiten dateren uit 2014 en 2015, de rechtszaak in eerste aanleg vond plaats in juli 2023. De inspecteur redeneerde dat de verkapte dividenduitkering van netto € 60.000 deel uitmaakte van de vergoeding voor de levering van de auto. Daarnaast stelde de inspecteur dat er sprake was van misbruik van recht: de transacties hebben geleid tot een minimale belastingdruk op de auto, waardoor het particuliere eindverbruik nauwelijks is belast.

De rechtbank ging hierin mee. De holding had de auto eind augustus 2014 aangeschaft en begin januari 2015 doorverkocht aan de eigenaar van de holding, de belastingadviseur/AA. Omdat de verkoopprijs laag was, €15.000, leverde dit een belastingvoordeel op. Dit, gecombineerd met de verkapte dividenduitkering, toonde volgens de rechtbank aan dat de transacties waren ingegeven door de wens om de auto tegen een kunstmatig lage prijs over te dragen en belastingvoordeel te verkrijgen. De rechtbank nam in zijn oordeel ook mee dat de holding in 2017 en 2018/2019 soortgelijke handelingen had verricht.

Beide partijen gingen in hoger beroep. Aan de standpunten was niets veranderd. Dus nu was het aan het meervoudige belastingkamer om een oordeel te vellen. Net als in eerste aanleg kreeg de inspecteur deels gelijk en deels ongelijk. Om met dat laatste te beginnen: de inspecteur stelde dat de verkapte dividenduitkering onderdeel was van de verkoopprijs van de auto, ondanks dat deze prijs ongebruikelijk laag is. Volgens de inspecteur is de vergoeding in de omzetbelasting een subjectief begrip, en hoewel de factuurprijs laag was gezien de waarde van de auto, moesten partijen volgens de inspecteur kennelijk een lagere prijs hebben vastgesteld. De rechtbank vond echter dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een formeel dividend dat niet in verband met de levering van de auto was uitgekeerd.

Misbruik van recht

Maar wat betreft het misbruik van recht, steunde de meervoudige belastingkamer de inspecteur wel. Dit misbruik houdt in dat de eiseres door een samenstel van rechtshandelingen de maatstaf van heffing voor de auto zodanig heeft verlaagd dat slechts een fractie van de omzetbelasting op de auto drukt. Deze constructie is in strijd met de doelstellingen van de Richtlijn 2006/112/EG (Btw-richtlijn) en de Wet OB. Dit standpunt wordt ondersteund door eerdere uitspraken, zoals in de zaak Weald Leasing Ltd. (HvJ EU 22 december 2010, C-103/09), waarin ook werd geoordeeld dat een te lage prijs misbruik van recht kan veroorzaken.

De holding betwiste dat er sprake was van misbruik van recht, omdat zij steldse dat er zakelijke argumenten ten grondslag lagen aan de aanschaf en verkoop van de auto. Een belastingplichtige heeft het recht om zijn activiteiten zo te structureren dat de belastingdruk wordt beperkt, zolang de grenzen van het verbod op misbruik van recht niet worden overschreden, zei de raadsman van de holding, verwijzend naar HvJ EU 21 februari 2006, Halifax plc, e.a., C-255/02.

De rechtbank concludeerde dat er in dit geval wel degelijk sprake was van misbruik van recht. De aanschaf van de auto voor € 48.319 en de daaropvolgende reparatie- en bpm-kosten resulteerden in een totaalbedrag van € 82.888, terwijl de verkoopprijs aan de dga slechts € 15.000 bedroeg. Dit verschil, gecombineerd met de verkapte dividenduitkering, toonde volgens de belastingkamer aan dat de transacties waren bedoeld om de auto tegen een kunstmatig lage prijs over te dragen en een belastingvoordeel te behalen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken waarin soortgelijke constructies werden beoordeeld: dergelijke handelingen zijn in strijd met de doelstellingen van de Btw-richtlijn en de Wet OB. Om het misbruik van recht te corrigeren, moeten de transacties worden geherdefinieerd zodat de juiste belastingheffing wordt gewaarborgd. De naheffingsaanslag wordt daarom verminderd, maar de verkapte dividenduitkering blijft onderdeel van de vergoeding voor de levering van de auto.
Het betekende dat het vonnis van de eerdere rechtbank werd bevestigd.

3 Artikelen inzake zzp’ers

 

 

 

Opdrachtgevers willen zzp’er verantwoordelijk maken voor naheffingen

Zzp’ers treffen steeds vaker clausules aan in hun contracten, waarin opdrachtgevers mogelijke naheffingen en andere financiële risico’s doorschuiven naar de zzp’er zelf.
Dat meldt NOS Nieuws. Mogelijke boetes en naheffingen worden zo naar de zzp’er doorgeschoven, terwijl dat juridisch gezien niet zomaar mag, aldus een arbeidsrechtjurist tegenover de NOS.

Vanwege de strengere handhaving van de Wet DBA voegen opdrachtgevers clausules toe aan contracten met zzp’ers, om die verantwoordelijk te maken voor mogelijke naheffingen en boetes die opdrachtgevers kunnen krijgen, als sprake is van schijnzelfstandigheid.Volgens de NOS zit schrik er bij sommige zzp’ers goed in door zulke clausules, “want het gaat om bedragen die in potentie kunnen oplopen tot duizenden euro’s”.

Ontwettig

De nieuwszender sprak met verschillende zzp’ers en legde enkele clausules uit hun contracten voor aan de arbeidsrechtjurist. Die meent dat zulke passages mogelijk onwettig zijn. “Want bepalingen die in strijd zijn met de wet, gelden simpelweg niet. Ook niet als de zzp’er zijn handtekening eronder heeft gezet”, zo stelt hij tegenover de nieuwszender.
Volgens de jurist is aanpassing van de arbeidsrelatie de “enige effectieve manier” om schijnzelfstandigheid te voorkomen. “Dat is honderd procent effectiever dan dit soort schijnoplossingen.”
Bron: NOS

Ruim helft zzp’ers bouwt geen pensioen op

Meer dan de helft van de zzp’ers heeft niets geregeld voor hun pensioen. En onder de zzp’ers die wél iets opbouwen voor later, kiest een grote groep voor relatief ongunstige methoden zoals sparen op een reguliere spaarrekening.
Dat blijkt uit nieuw onderzoek onder 400 zelfstandigen.

Vaak wordt geadviseerd om jaarlijks minimaal tien tot twintig procent van het bruto-inkomen te reserveren voor het pensioen, afhankelijk van het huidige inkomsten- en uitgavenpatroon en de gewenste levensstandaard na pensionering.
Uit het onderzoek blijkt echter dat slechts een vijfde van de zzp’ers meer dan tien procent opzij zet. De grootste groep (55,5 procent) reserveert helemaal niets, terwijl een kwart van de zelfstandigen hooguit tien procent bewaart voor later.

Zzp’ers lopen fiscaal voordeel mis

Bij zelfstandigen die wel iets geregeld hebben voor hun pensioen, gaat het in veel gevallen om sparen op een reguliere spaarrekening. Voor 8,5 procent van de zzp’ers is dit de enige vorm van pensioenopbouw. Nog eens vijftien procent combineert het met beleggen, sparen op een pensioenrekening, een lijfrenteverzekering of aflossen op de hypotheek.

Hoewel sparen laagdrempelig is, kent deze methode belangrijke nadelen. Zo is de inleg niet fiscaal aftrekbaar, wat bij pensioensparen op een geblokkeerde rekening bijvoorbeeld wel het geval is. Ook is het geld vrij opneembaar, wat het verleidelijk maakt om tegenvallers op te vullen met een greep uit het eigen pensioenpotje. Bovendien is het rendement op spaargeld vaak te laag om de inflatie bij te houden. Dat maakt het lastig om een solide pensioenpot op te bouwen.

Wet DBA

In het licht van het onderzoek valt de, inmiddels weer uitgestelde, handhaving van de Wet DBA, bedoeld om schijnzelfstandigheid tegen te gaan, te begrijpen. “Veel zelfstandigen werken onder omstandigheden die lijken op loondienst, maar zonder sociale zekerheden zoals pensioenopbouw en een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. Zzp’ers die hier zelf niets voor regelen, lopen dus grote risico’s.”
Naast de handhaving op schijnzelfstandigheid is het vooral van belang om échte zzp’ers te wijzen op het belang van pensioenopbouw, benadrukt het platform. Zeker omdat een kwart van de startende zzp’ers pas net van school komt.

Een op de drie zzp’ers zet geen geld opzij voor inkomstenbelasting

Bijna een derde van de zzp’ers houdt geen rekening met de inkomstenbelasting en ziet aan het eind van het jaar wel hoeveel zij moeten betalen. Dat blijkt uit onderzoek.
Sinds 1 maart jl. is het weer mogelijk belastingaangifte te doen. Zelfstandigen zonder personeel moeten zelf zorgen voor de afdracht van hun inkomstenbelasting. Toch zet bijna dertig procent van hen hier geen geld voor opzij.
Dat kan zorgen voor financiële problemen, wanneer zij onverwacht een groot bedrag moeten betalen aan de Belastingdienst. Ongeveer een kwart van de zzp’ers reserveert wel maandelijks een vast percentage van de omzet hiervoor op een aparte spaarrekening.

Ook betaalt bijna een derde van de zzp’ers hun voorlopige aanslag direct vanuit hun inkomen, zodat ze aan het einde van het jaar minder of niets hoeven te betalen. Een kleinere groep (tien procent) vraagt advies aan een boekhouder of accountant om het juiste bedrag te reserveren. Slechts een enkeling maakt gebruik van een boekhoudprogramma dat automatisch berekent en aangeeft hoeveel er opzij moet worden gezet voor de Belastingdienst.

Financieel kwetsbaar

Relatief veel zzp’ers hebben geldzorgen; ruim een kwart ervaart minimaal eens per maand financiële stress. Daarnaast gaf bijna een kwart aan geen spaargeld achter de hand te hebben om tegenvallers op te vangen. Voor hen leidt een tegenvallende belastingaangifte dan ook snel tot problemen.

Om de schade mee te laten vallen, heeft een op de elf zzp’ers wel eens bewust een factuur niet opgegeven bij de belastingaangifte, bleek uit eerder onderzoek. Zelfstandigen doen er daarom goed aan geld opzij te zetten voor de belasting, “in plaats van oogkleppen op te zetten en af te wachten wat de schade is”.

Zzp’ers kunnen daarvoor ook advies inwinnen bij een boekhouder of accountant, of een boekhoudprogramma gebruiken dat het voor je berekent.

Wil je graag meer informatie? Neem dan gerust contact met ons op via 058-2655526 of stuur een mailtje naar info@B360.nl

Zakelijke auto goedkoop doorverkopen aan de dga? Hof zegt nee

 

Een belastingadviseur en AA-accountant verkocht zichzelf via zijn holding een luxe auto. De fiscus zag dit echter als misbruik van recht en legde een flinke naheffing op. In hoger beroep deed de meervoudige belastingkamer onlangs uitspraak.

 

Stel, jouw holding koopt in Duitsland een Audi RS5 cabriolet voor een bedrag van € 48.319. Wegens schade kan er niet met de auto worden gereden. Na twee maanden is de schade hersteld voor € 22.903 (inclusief € 3.974 omzetbelasting). Inclusief BPM komt de Audi op € 82.888 (exl. Omzetbelasting). De holding trekt in het bewuste kwartaal € 10.147 als voorbelasting af. Twee maanden later wordt de herstelde (zakelijke) Audi aan de eigenaar van de holding verkocht voor €15.000. Het waardeverschil, zo’n €60.000, wordt gezien als een verkapte dividenduitkering. Hoe denk je dat de belastinginspecteur hierop zal reageren?

Naheffing

Nou, dat bleek onlangs in de rechtszaal. De inspecteur legde een naheffingsaanslag omzetbelasting op van € 12.251, een vergrijpboete van € 6.125 en € 2.304 aan belastingrente. De zaak loopt al een tijd. De feiten dateren uit 2014 en 2015, de rechtszaak in eerste aanleg vond plaats in juli 2023. De inspecteur redeneerde dat de verkapte dividenduitkering van netto € 60.000 deel uitmaakte van de vergoeding voor de levering van de auto. Daarnaast stelde de inspecteur dat er sprake was van misbruik van recht: de transacties hebben geleid tot een minimale belastingdruk op de auto, waardoor het particuliere eindverbruik nauwelijks is belast.

De rechtbank ging hierin mee. De holding had de auto eind augustus 2014 aangeschaft en begin januari 2015 doorverkocht aan de eigenaar van de holding, de belastingadviseur/AA. Omdat de verkoopprijs laag was, €15.000, leverde dit een belastingvoordeel op. Dit, gecombineerd met de verkapte dividenduitkering, toonde volgens de rechtbank aan dat de transacties waren ingegeven door de wens om de auto tegen een kunstmatig lage prijs over te dragen en belastingvoordeel te verkrijgen. De rechtbank nam in zijn oordeel ook mee dat de holding in 2017 en 2018/2019 soortgelijke handelingen had verricht.

Beide partijen gingen in hoger beroep. Aan de standpunten was niets veranderd. Dus nu was het aan het meervoudige belastingkamer om een oordeel te vellen. Net als in eerste aanleg kreeg de inspecteur deels gelijk en deels ongelijk. Om met dat laatste te beginnen: de inspecteur stelde dat de verkapte dividenduitkering onderdeel was van de verkoopprijs van de auto, ondanks dat deze prijs ongebruikelijk laag is. Volgens de inspecteur is de vergoeding in de omzetbelasting een subjectief begrip, en hoewel de factuurprijs laag was gezien de waarde van de auto, moesten partijen volgens de inspecteur kennelijk een lagere prijs hebben vastgesteld. De rechtbank vond echter dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een formeel dividend dat niet in verband met de levering van de auto was uitgekeerd.

Misbruik van recht

Maar wat betreft het misbruik van recht, steunde de meervoudige belastingkamer de inspecteur wel. Dit misbruik houdt in dat de eiseres door een samenstel van rechtshandelingen de maatstaf van heffing voor de auto zodanig heeft verlaagd dat slechts een fractie van de omzetbelasting op de auto drukt. Deze constructie is in strijd met de doelstellingen van de Richtlijn 2006/112/EG (Btw-richtlijn) en de Wet OB. Dit standpunt wordt ondersteund door eerdere uitspraken, zoals in de zaak Weald Leasing Ltd. (HvJ EU 22 december 2010, C-103/09), waarin ook werd geoordeeld dat een te lage prijs misbruik van recht kan veroorzaken.

De holding betwiste dat er sprake was van misbruik van recht, omdat zij steldse dat er zakelijke argumenten ten grondslag lagen aan de aanschaf en verkoop van de auto. Een belastingplichtige heeft het recht om zijn activiteiten zo te structureren dat de belastingdruk wordt beperkt, zolang de grenzen van het verbod op misbruik van recht niet worden overschreden, zei de raadsman van de holding, verwijzend naar HvJ EU 21 februari 2006, Halifax plc, e.a., C-255/02.

De rechtbank concludeerde dat er in dit geval wel degelijk sprake was van misbruik van recht. De aanschaf van de auto voor € 48.319 en de daaropvolgende reparatie- en bpm-kosten resulteerden in een totaalbedrag van € 82.888, terwijl de verkoopprijs aan de dga slechts € 15.000 bedroeg. Dit verschil, gecombineerd met de verkapte dividenduitkering, toonde volgens de belastingkamer aan dat de transacties waren bedoeld om de auto tegen een kunstmatig lage prijs over te dragen en een belastingvoordeel te behalen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken waarin soortgelijke constructies werden beoordeeld: dergelijke handelingen zijn in strijd met de doelstellingen van de Btw-richtlijn en de Wet OB. Om het misbruik van recht te corrigeren, moeten de transacties worden geherdefinieerd zodat de juiste belastingheffing wordt gewaarborgd. De naheffingsaanslag wordt daarom verminderd, maar de verkapte dividenduitkering blijft onderdeel van de vergoeding voor de levering van de auto.

Het betekende dat het vonnis van de eerdere rechtbank werd bevestigd.

Een op de drie zzp’ers zet geen geld opzij voor inkomstenbelasting

 

Bijna een derde van de zzp’ers houdt geen rekening met de inkomstenbelasting en wacht tot het einde van het jaar om te zien hoeveel zij moeten betalen.

 

 

Sinds 1 maart is het weer mogelijk om belastingaangifte te doen. Zelfstandigen zonder personeel zijn zelf verantwoordelijk voor de afdracht van hun inkomstenbelasting, maar bijna dertig procent zet hier geen geld voor opzij.

Dit kan leiden tot financiële problemen wanneer zij onverwacht een groot bedrag aan de Belastingdienst moeten betalen. Ongeveer een kwart van de zzp’ers reserveert wel maandelijks een vast percentage van de omzet op een aparte spaarrekening.

Daarnaast betaalt bijna een derde van de zelfstandigen hun voorlopige aanslag direct vanuit hun inkomen, zodat ze aan het einde van het jaar minder of niets hoeven bij te betalen. Een kleinere groep (tien procent) vraagt advies aan een boekhouder of accountant om het juiste bedrag te reserveren. Slechts een enkeling gebruikt een boekhoudprogramma dat automatisch berekent hoeveel geld opzij moet worden gezet.

Financieel kwetsbaar

Veel zzp’ers kampen met geldzorgen; ruim een kwart ervaart minimaal eens per maand financiële stress. Daarnaast heeft bijna een kwart geen spaargeld om tegenvallers op te vangen. Voor hen kan een onverwachte belastingaanslag dan ook snel tot problemen leiden.

Om de schade te beperken, heeft een op de elf zzp’ers ooit bewust een factuur niet opgegeven bij de belastingaangifte, bleek uit eerder onderzoek. Zelfstandigen doen er goed aan om tijdig geld opzij te zetten voor de belasting, “in plaats van de kop in het zand te steken en af te wachten wat de schade is.”

Zzp’ers kunnen hiervoor advies inwinnen bij een boekhouder of accountant, of gebruikmaken van een boekhoudprogramma dat de benodigde reservering automatisch berekent.

Opdrachtgevers willen zzp’er verantwoordelijk maken voor naheffingen

 

Zzp’ers treffen steeds vaker clausules aan in hun contracten, waarin opdrachtgevers mogelijke naheffingen en andere financiële risico’s doorschuiven naar de zzp’er zelf.

 

 

Dat meldt NOS Nieuws. Mogelijke boetes en naheffingen worden zo naar de zzp’er doorgeschoven, terwijl dat juridisch gezien niet zomaar mag, aldus een arbeidsrechtjurist tegenover de NOS.

Vanwege de strengere handhaving van de Wet DBA voegen opdrachtgevers clausules toe aan contracten met zzp’ers, om die verantwoordelijk te maken voor mogelijke naheffingen en boetes die opdrachtgevers kunnen krijgen, als sprake is van schijnzelfstandigheid.
Volgens de NOS zit schrik er bij sommige zzp’ers goed in door zulke clausules, “want het gaat om bedragen die in potentie kunnen oplopen tot duizenden euro’s”.

Ontwettig

De nieuwszender sprak met verschillende zzp’ers en legde enkele clausules uit hun contracten voor aan de arbeidsrechtjurist. Die meent dat zulke passages mogelijk onwettig zijn. “Want bepalingen die in strijd zijn met de wet, gelden simpelweg niet. Ook niet als de zzp’er zijn handtekening eronder heeft gezet”, zo stelt hij tegenover de nieuwszender.
Volgens de jurist is aanpassing van de arbeidsrelatie de “enige effectieve manier” om schijnzelfstandigheid te voorkomen. “Dat is honderd procent effectiever dan dit soort schijnoplossingen.”

Bron: NOS

Ruim helft zzp’ers bouwt geen pensioen op

 

Meer dan de helft van de zzp’ers heeft niets geregeld voor hun pensioen. Van de zelfstandigen die wél vermogen opbouwen voor later, kiest een groot deel voor relatief ongunstige opties, zoals sparen op een reguliere spaarrekening.

Deskundigen adviseren doorgaans om jaarlijks minimaal tien tot twintig procent van het bruto-inkomen te reserveren voor het pensioen, afhankelijk van het huidige inkomsten- en uitgavenpatroon en de gewenste levensstandaard na pensionering. In de praktijk blijkt echter dat slechts een vijfde van de zzp’ers meer dan tien procent opzij zet. De grootste groep (55,5 procent) spaart helemaal niets, terwijl een kwart van de zelfstandigen hooguit tien procent reserveert.

Zzp’ers laten fiscaal voordeel liggen

Zelfstandigen die wél iets geregeld hebben voor hun pensioen, zetten hun geld vaak op een reguliere spaarrekening. Voor 8,5 procent van de zzp’ers is dit zelfs de enige vorm van pensioenopbouw. Nog eens vijftien procent combineert sparen met andere methoden, zoals beleggen, sparen op een pensioenrekening, een lijfrenteverzekering of het aflossen van de hypotheek.

Hoewel sparen eenvoudig en toegankelijk is, kleven er belangrijke nadelen aan. Zo is de inleg niet fiscaal aftrekbaar, terwijl dit bij pensioensparen op een geblokkeerde rekening wél het geval is. Daarnaast is het geld vrij opneembaar, waardoor het verleidelijk kan zijn om het te gebruiken voor onvoorziene uitgaven. Bovendien blijft het rendement op spaargeld vaak achter bij de inflatie, waardoor het moeilijk is om een solide pensioenpot op te bouwen.

Wet DBA

Veel zelfstandigen werken onder omstandigheden die sterk lijken op loondienst, maar zonder sociale zekerheden zoals pensioenopbouw en een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. Zzp’ers die hier zelf niets voor regelen, lopen dus grote risico’s.

Naast handhaving op schijnzelfstandigheid is het vooral belangrijk om échte zzp’ers bewust te maken van het belang van pensioenopbouw. Dit geldt des te meer omdat een kwart van de startende zzp’ers net van school komt.

Wil je graag meer informatie? Neem dan contact met ons op via 058-2655526 of stuur een mailtje naar info@B360.nl

Deel parttimers ontvangt minder netto salaris in 2025

 

Parttimers kunnen dit jaar netto minder salaris overhouden door nieuwe belastingregels, met een verschil dat kan oplopen tot ongeveer € 70 per maand, volgens ADP.

Waarom daalt het netto salaris van parttimers?

Parttimers die tussen de € 1.000 en € 2.000 bruto per maand verdienen, zien hun netto salaris dit jaar dalen, zelfs als hun brutoloon gelijk blijft. Dit komt doordat er per 1 januari 2025 nieuwe belastingregels zijn ingevoerd en de regeling voor de pensioenbijdrage is aangepast.

Wat zijn de nieuwe belastingregels in 2025?

Vanaf dit jaar zijn er drie belastingtarieven in box 1 in plaats van twee. Daarnaast zijn de heffingskortingen verlaagd, wat vooral invloed heeft op de eerder genoemde parttimers. Voor de meeste fulltimers zijn de nieuwe regels juist voordeliger.

Gevolgen voor mkb-bedrijven

Voor veel mkb-bedrijven betekent dit dat ze zowel hun personeelsbeleid als hun financiële planning moeten herzien. Tegelijkertijd hebben mkb’ers vaak beperkte mogelijkheden om salarissen te verhogen, vooral in sectoren met al dunne marges.

Hoe kun je inspelen op deze ontwikkelingen?

Er zijn verschillende manieren om op deze veranderingen in te spelen:

  1. Communiceer open over loonstroken: Leg uit waarom het netto salaris verandert en geef inzicht in de nieuwe belastingregels en premies. Transparantie kan ontevredenheid verminderen en begrip vergroten.
  2. Denk mee in je arbeidsvoorwaarden: Als er weinig ruimte is voor salarisverhogingen, overweeg dan andere manieren om werknemers te belonen, zoals extra vakantiedagen, een fietsplan of een opleidingsbudget.
  3. Blijf aantrekkelijk als werkgever: Zorg voor een prettige werksfeer en bied doorgroeimogelijkheden. Werknemers blijven eerder trouw aan een organisatie waarin ze zich gewaardeerd voelen.