Het UWV slaat alarm over een groeiend probleem waarbij zieke werknemers, na overleg met hun werkgever, hun arbeidsovereenkomst beëindigen en daardoor onbedoeld zonder uitkering komen te zitten. Uit een interne steekproef blijkt dat dit jaarlijks minstens tweeduizend keer voorkomt.
Werkgevers zijn wettelijk verplicht om zieke werknemers tot twee jaar door te betalen. Toch constateert het UWV dat steeds vaker zieke medewerkers akkoord gaan met het beëindigen van hun dienstverband via een vaststellingsovereenkomst. Dit brengt aanzienlijke risico’s met zich mee: de werknemer kan zijn recht op een WW-uitkering verliezen en komt mogelijk niet in aanmerking voor een Ziektewet-uitkering.
Oproep tot verandering
In een zogenoemde knelpuntenbrief aan de politiek pleit het UWV ervoor om deze constructie moeilijker te maken. Volgens de instantie maken werkgevers nu gebruik van vaststellingsovereenkomsten om op een “oneigenlijke manier” onder verplichtingen zoals loondoorbetaling, premieafdracht en re-integratieverantwoordelijkheden uit te komen, zonder dat dit voor hen negatieve gevolgen heeft.
De problemen ontstaan wanneer een zieke werknemer door het tekenen van een vaststellingsovereenkomst uit dienst treedt en daarmee het recht op loondoorbetaling verliest. Als deze persoon zich vervolgens binnen de WW opnieuw ziek meldt, kan de uitkering worden teruggevorderd, omdat bij beoordeling blijkt dat de ziekte al vóór het ontslag aanwezig was. Bovendien wordt de Ziektewet-uitkering niet uitgekeerd, omdat de werknemer eigenlijk nog in dienst had moeten zijn.
Gebrek aan bewustzijn
Volgens het UWV zijn werknemers zich vaak niet bewust van de gevolgen van het tekenen van een vaststellingsovereenkomst tijdens ziekte. Dit komt soms door onvolledige of onjuiste informatie van werkgevers, bedrijfsartsen of juridisch adviseurs. In sommige gevallen is er zelfs sprake van druk vanuit de werkgever om uit dienst te treden, zo staat vermeld in de knelpuntenbrief.